woensdag 29 mei 2019

Poelkikker paring openluchtconcert

Wie nu op een zonnige dag langs sloten en poelen wandelt kan niet om het markante openluchtconcert van de groene kikkers heen. In grote groepen lokken de mannetjes al roepend de vrouwtjes naar zich toe. Groene kikkers zijn altijd wat later met paren dan de andere kikkersoorten. De piek van de paartijd valt rond eind mei, maar het paren gaat nog door tot ongeveer half juli.



Groene kikkers komen in heel Nederland voor. Het zijn echte waterkikkers die vanaf de late lente tot de vroege herfst in en rondom het water te vinden zijn. Ze zitten graag in het zonnetje op de oever en zijn dan bij voorzichtige benadering goed waar te nemen. Nu in de paartijd laten ze zich echter prachtig zien en horen zonder zich al te zeer te storen aan hun omgeving. Hierboven een filmpje van een rabatsloot in Lage Mierde op Landgoed Wellenseind, dat afgelopen zaterdag opengesteld werd voor het grote publiek.

De groene kikker is niet één soort, maar een complex. Het groene kikker complex bestaat uit twee soorten: meerkikker (grote groene kikker) en poelkikker (kleine groene kikker) die als ze paren hybriden kunnen vormen: de bastaardkikker (middelste groene kikker). In de natuur kunnen hybriden zich vaak niet voortplanten. Uniek is dat middelste groene kikkers dat wél kunnen. Ze bezitten twee sets chromosomen (één van de meerkikker en één van de poelkikker) waarvan ze er één gebruiken om te paren met een meerkikker of een poelkikker. Als een bastaardkikker paart met een meerkikker zal hij zijn eigen set poelkikker chromosomen gebruiken, paart hij met een poelkikker dan gebruikt hij zijn set meerkikker chromosomen. Op deze manier komen er altijd nieuwe bastaardkikkers uit de voortplanting en houdt de 'hybride soort' zich in stand.

Eind april of mei verzamelen de mannetjes van de poelkikker zich in het voortplantingswater. De piek van de paartijd is tussen begin mei en half juni. De poelkikker kwaakt hoofdzakelijk ’s avonds, maar op warme en zonnige dagen ook overdag. Vrouwtjes kunnen per jaar meerdere eiklompen afzetten. Afhankelijk van de lichaamsgrootte van het vrouwtje bevat een eiklomp tussen de 400 en 2000 eieren. De eiklompen worden los afgezet in de oeverzones van stilstaande wateren. In tegenstelling tot eieren van bruine kikker drijven de eiklompen van groene kikkers niet.

Na 5-10 dagen komen de larven uit en bij een lengte van 50-70 mm voltooien zij hun metamorfose. De juvenielen zijn dan ongeveer 15-30 mm lang en wegen ca. 5 gram. De totale periode vanaf eiafzet tot het aan land komen van juvenielen bedraagt 2 tot 4 maanden. Na de eerste overwintering kunnen de meeste poelkikkers zich al voortplanten.

zaterdag 18 mei 2019

Opening Tour de Frans toren Banisveld

Donderdag 28 februari j.l. werd de staalconstructie van kijktoren op het Banisveld opgebouwd. Vandaag, zaterdag 18 mei 2019 was de officiële opening van de kijktoren die de mooie naam kreeg "Tour de Frans". De nieuwe uitkijktoren staat op het Banisveld een deel van natuurgebied Kampina. De nieuwe uitkijktoren was een wens van boswachter Frans Kapteijns, die de toren kreeg toegewezen bij zijn pensionering.


Opening Tour de Frans toren Banisveld

In september 2016 ging Frans Kapteijns met pensioen. De Oisterwijkse boswachter van Natuurmonumenten kreeg een drukbezochte afscheidsreceptie en werd verrast met een gemeentelijke onderscheiding en een provinciaal eerbetoon, aangeboden door commissaris van de koning Wim van de Donk. Kapteijns nam na 26 jaar afscheid van Natuurmonumenten. Maar de toren kon er alleen komen door een bijdragen uit crowdfunding.

Met de aanvullende inkomsten uit de crowdfunding werd de begroting voor een nieuwe uitkijktoren sluitend gemaakt. Door 299 donateurs werd € 30.275,00 bijeen gebracht. En dat was 101 % van de benodigde € 30.000,00. De uitkijktoren zou tussen de € 50.000,- en € 90.000,- gaan kosten. In de zomer van 2017 zou de toren er staan, was de planning. Het liep even anders. Anderhalf jaar later, in mei 2019 is de toren helemaal klaar.

De toren staat op het meest geliefde plekje van Frans Kapteijns, het Banisveld, dat deel uit maakt van natuurgebied Kampina. Op het Banisveld, tussen Oisterwijk, Oirschot en Boxtel stond een houten kijktoren met een uitzicht over Banisveld. Die toren was in verval geraakt en moest om veiligheidsredenen verdwijnen. Maar er kwam een nieuwe toren.

Frans Kapteijns heeft duizenden volgers op Twitter en op Omroep Brabant. In het radioprogramma "Lekker Weekend" behandeld Frans in STUIFMEEL vragen die luisteraars insturen. Allemaal vragen die te maken hebben met de natuur, en opvallende natuurelementen in de tuinen van de luisteraars. Het levert de mooiste en meest verrassende verhalen op over de natuur.

De toren is te bezoeken vanaf de parkeerplaats van Natuurmonumenten, aan de kruising met de Koevoortseweg en de Brinksdijk, langs de weg van Spoordonk naar Lennisheuvel.

donderdag 16 mei 2019

Steenuil man waakt voor de nestholte

Twee jaar geleden fotografeerde ik al eens een Steenuil. Gisteren kreeg ik een tip, of liever de vraag of ik foto's wou maken van de Steenuil. Brabants Landschap wou graag foto's van het kleinste uiltje dat ons land kent. Dat wou ik natuurlijk wel. Niet alleen voor hen, maar ook voor mijzelf. Tijdens mijn aanwezigheid ving het uiltje een langpootmug, een Nephrotoma crocata om precies te zijn.


De Steenuil man waakt voor de nestholte in de kop van een opgestapelde boomstam.

De steenuil (Athene noctua) is een klein gedrongen uiltje met felle gele ogen en witte wenkbrauwstrepen. De steenuil is de op een na kleinste uil in de Benelux. De kleinste is de dwerguil. Het is een klein gedrongen uiltje van ongeveer 21 tot 27 cm lang en met een spanwijdte van ongeveer 55 cm. Het mannetje wordt ongeveer 180 gram, het vrouwtje wordt 200 gram. De steenuil heeft een platte kop met felle gele ogen, en heeft aan de bovenkant bruine veren met lichte vlekken.

Deze uil is ook overdag actief, en regelmatig zittend in een oude eik, knotwilg of op een weidepaaltje te zien. De vogel valt echter niet op doordat hij zo klein is. Hij maakt wel veel lawaai, van oktober tot februari is zijn roep te horen, een soort “koewie”, gekef en een wat langer “joeeek”. Het voedsel van de steenuil is aangepast aan zijn grootte, hij vangt wel muizen als hij kan, maar ook veel regenwormen, kevers en andere insecten en soms kikkers. Soms verrast de steenuil prooien die verrassend groot zijn ten opzichte van zijn eigen formaat, zoals ratten. Hij heeft verschillende jachttechnieken. Observeren vanaf een paaltje, over de grond lopen en rennen of jagen vanuit een lage vlucht.

donderdag 9 mei 2019

De Akkerhommel op Wilde akelei

De Akkerhommel was op de Neterselse Heide op de zeldzame Wilde akelei nectar aan het verzamelen. De bloemen staan in bloei en lokken met nectar insecten naar de meeldraden en stempel om zo voor de bevruchting te zorgen. De Akkerhommel is een van de hommels die de bloemen bezoeken en zo voor de bestuiving zorgen.



De Wilde akelei hoort oorspronkelijk thuis in de bergbossen van Midden-Europa, maar wordt in Nederland inmiddels ook in het wild gevonden, doch sporadische. Terwijl de knoppen op rechtopstaande stelen staan, hebben, zoals reeds vermeld is, de bloeiende bloemen gebogen stelen, en staan de bloemen dus met de opening naar beneden, zodat het stuifmeel steeds tegen regen beschut is. De gekleurde kelk- en kroonbladen doen de bloemen voldoende opvallen aan de insecten. De honing wordt aan de voet van de spoor van de kroonbladen afgescheiden.

De trechtervormige ingangen tot de 15-22 mm lange sporen zijn zo wijd, dat een hommelkop er gemakkelijk in kan dringen. Hommels, waarvan de snuit lang genoeg is (de Akkerhommel heeft een snuit van 19-21 mm en is een trouwe bezoeker), hangen zich vanonder aan de bloemen en dringen met de kop in de spoor, terwijl de middelste en achterste paren poten de meeldraden en stampers omklemmen. Daarbij raken zij met de onderzijde van het achterlijf in jongere bloemen de met stuifmeel bedekte helmknopjes, die de stempels dicht omsluiten, aan, doch in oudere de daar uitstekende en zich uitspreidende stempels, zodat kruisbestuiving zo goed als verzekerd is. Blijft insectenbezoek uit, dan treedt er allicht zelfbestuiving op, daar de stijlen tussen de meeldraden doorgroeien en zo allicht stuifmeel krijgen of ook, doordat zij tenslotte langer zijn dan de helmknopjes, door neervallend stuifmeel bestoven worden.

Ook de aardhommel met een slurf van 7 a 9 mm bezoekt de bloemen wel, doch bijt een gat in de spoor bij de plaats van ombuiging en rooft door de gemaakte opening honing. De honingbij maakt wel gebruik van de gaten door de aardhommel gebeten, om honing te roven. De zaden zijn glanzend zwart, ovaal, stomp toegespitst. Groeihoogte; 45-60 cm. Vliegtijd; 4- mei-Juli.

Akkerhommels (Bombus pascuorum) zijn te herkennen aan de roestbruine beharing op de kop, het borststuk en het achterlijf. Het borststuk heeft een vrij typische ruige beharing met een mengeling van korte en lange haren. De zijkant van het borststuk vertoont meestal lichtgrijze tot witte beharing. Het achterlijf is aan de basis oranjebruin behaard, evenals het achterlijfspunt. Tussen de bruine haren op het middenstuk van het achterlijf zijn zwarte haren terug te vinden. In het westen van Nederland en België wordt vooral de donkere vorm aangetroffen. Deze vorm heeft een roodbruin borststuk en achterlijfspunt en de rest van het lichaam is zwart behaard. Akkerhommels zijn te verwarren met Moshommels ( Bombus muscuorum ) en Heidehommels ( Bombus humilis ), maar deze laatste soorten hebben geen zwarte haren op het achterlijf, in tegenstelling tot Akkerhommel. Moshommel en Heidehommel zijn ook heel wat zeldzamer dan de alomtegenwoordige Akkerhommel.

Akkerhommels nestelen meestal ondergronds, maar kunnen hun nesten ook bovengronds maken tussen mos of in graspollen. De kolonies hebben een gemiddelde grootte tussen de 80 en 200 exemplaren. Akkerhommels hebben een vrij lange tong (gemiddeld 8,6 mm lang) en zullen dus vaak op bloemen met een diepe kelk te vinden zijn. Koninginnen 15-18 mm, werksters 9-15 mm, mannetjes 12-14 mm. Deze soort vliegt vanaf eind maart tot begin oktober. De soort is in allerlei biotopen aan te treffen, ook in stedelijke omgeving.

woensdag 8 mei 2019

Geluidsopname: De zang van de Wielewaal

Het geluid van de wielewaal is bekender dan de vogel zelf. Wielewalen leiden een verborgen leven. De vogels houden zich voornamelijk op in de bovenste lagen van de boomkronen. Ze zijn opvallend geel-zwart, 'tropisch' gekleurd, maar dat is een goede uitstekende camouflage voor omhoog kijkende mensen. Onze wielewaal is de enige vertegenwoordiger van de wielewalenfamilie die in de gematigde zone voorkomt.

Het hobo-achtig gefluit, lager en vloeiender dan merel. Daarnaast gaaiachtig gekrijs en spechtachtige roepen.

Volwassen mannetjes zijn geel van kleur met zwarte vleugels en staart. Onvolwassen vogels en vrouwtjes zijn minder fel gekleurd en hebben groenige bovendelen en vuilwitte onderdelen met fijne streping. Wielewalen hebben een rode snavel, die bij juvenielen vaal is. Houdt zich voornamelijk hoog in boomtoppen op en vaak alleen in een schicht te zien. Vliegt over lange afstanden in een licht golvende vlucht.

De wielewaal bewoont liefst vochtige, structuurrijke loofbossen; vaak zijn slechts een of twee boomsoorten dominant. Juist hier kunnen bladminnende insecten, waar wielewalen van profiteren, massaal voorkomen. Water in de buurt is een pre; rivierbegeleidende ooibossen, zoals je ze veel in Oost-Europa aantreft, vormen een ideaal habitat. Periodieke overstromingen zorgen er voor een gevarieerd bos qua leeftijdsamenstelling en structuur (maar niet qua soortsamenstelling) waarbij verschillende successiestadia naast elkaar worden gevonden. Voornamelijk nachtvlinders en rupsen, maar ook fruit, zoals bessen.

In de maand mei legt het vrouwtje de eerste eieren, bij uitzondering twee legsels van 3 tot 5 eieren. Het buidelvormige nest bevindt zich goed gecamoufleerd hoog in de boom. Grootbladige populieren zijn in Nederland populair. 'Mantelzorg' is onder wielewalen heel gewoon; jongen van het vorige jaar helpen bij het uitbroeden en voeden van jongen van de nieuwe generatie. Vooral in open gebieden, waar relatief grote afstanden worden afgelegd om voedsel te vinden, komt dit bijzondere gedrag veel voor.


dinsdag 7 mei 2019

Reeën op de Neterselse Heide

Vanmorgen was het de beurt aan de reeën, die op de Neterselse Heide verblijven. Ik werd op hun de aanwezigheid gewezen door twee heren van Brabants Landschap. Gelukkig had ik een videocamera bij, al was het maar een kleintje.

De Reebok en de geit achter in het weiland.

De ree (Capreolus capreolus) is een kleine, algemene soort hert dat voornamelijk in Europa voorkomt. De ree heeft een zandgele tot roodbruine zomervacht. Volwassen dieren hebben geen vlekken, jonge kalfjes wel. De ree heeft een kop-romplengte van 95 tot 140 centimeter, een lichaamsgewicht van 16 tot 35 kilogram en een schofthoogte tussen de 60 en de 90 centimeter. Mannetjes zijn over het algemeen groter dan vrouwtjes. Mannetjes hebben gemiddeld een schofthoogte van 64 tot 67 centimeter, vrouwtjes van 63 tot 67 centimeter.

De ree is geen grazer zoals een hert, maar een "knabbelaar": hij eet bramen, bessen, twijgen, scheuten, knoppen en loten van struiken en bomen, als rozenstruiken en coniferen, kruiden, grassen, bladeren, noten, paddenstoelen en landbouwgewassen als tulpen, granen en kropgewassen.

vrijdag 3 mei 2019

Boomklevernest in dubbel omgewaaide boom

Vanmorgen viel mijn oog op een Boomklevernest dat tussen twee omgewaaide bomen was gemaakt. De twee bomen rusten in het midden op elkaar, net waar een oude nestholte van een specht in gemaakt was. De Boomklever was zo ijverig met het metselen dat het lijkt of beide bomen daar aan elkaar vast zaten. De boomklever is een metselaar die de doorgang van het vlieggat aanpast met een mengsel van modder en zaagsel dat nog in het nest is achtergebleven tijdens het hakwerk van de specht, die de holte een eerder broedseizoen heeft uitgehakt.



De boomklever (Sitta europaea) is het enige lid van de familie boomklevers (Sittidae) in de Benelux. Boomklevers zijn de enige vogels die met evenveel gemak zowel omlaag als omhoog langs een boomstam bewegen en daarin onderscheiden ze zich van spechten en boomkruipers die alleen omhoogklimmen langs boomstammen. Bovendien gebruiken spechten hun staart om op te steunen en dat doet de boomklever niet. De boomklever is een korte, dikke en actieve vogel met een krachtige puntige snavel. Hij is vrijwel in geheel Europa een tamelijk algemene standvogel. De opvallende en helder klinkende roep is vaak de eerste aanwijzing van zijn aanwezigheid. In de winter is hij een geregelde bezoeker van tuinen waarin pinda's worden aangeboden.

Ze leven in licht loof- en gemengd bos met ondergroei, vooral met oude en hoge bomen. Ook in parken en lanen en in de winter ook op de voedertafel. Op het menu staan veel insecten, zaden, noten, vruchten, graan en bessen. Harde noten zet hij tussen het boomschors vast en hamert ze dan van bovenaf stuk. Grotere insecten worden met de snavel in stukjes geknipt. De boomklever legt ook voorraden aan.

Het geluid van de Boomklever is een helder fluitend 'twiet-twiet-twiet' en een meesachtig 'tsit'. Bij opwinding een schel trillend 'tirr'. De zang is een luid 'tuwiehe-tuwiehe', ook wel omschreven als een kwelend 'tu-tu-tu' (dat enigszins aan de zang van een nachtegaal doet denken). Deze zang gaat over in 'kwie-kwie' en haastig 'twet-twet-twet'. Aan zijn zang kan de boomklever eenvoudig worden herkend.

donderdag 2 mei 2019

Vijf jonge Koolmeesjes zijn uit het ei

Vanmorgen filmde ik de Koolmees op het nest, waar gisteren vijf jonge Koolmeesjes uit het ei zijn gekomen. In de video zie je de jonge kuikentjes en de ouders die ze voeden met rupsjes. Een ei moeten nog uitkomen, als dat nog gebeurd. Jonge vogels worden gevoed met rupsjes, waaronder de rups van de Bususmot. De rupsen van de Buxus mot worden bestreden met een gif. Als jonge vogels de met gif besproeide rupsen eten, kunnen ze eraan doodgaan.



Op dit moment is nog niet duidelijk of er meer mezen doodgaan dan jaren geleden. De Vogelbescherming zegt dat er wel signalen zijn, maar spreekt nog niet van een causaal verband. Dat wordt nu onderzocht door medewerkers van onderzoeksbureau CLM. Die hebben vorig jaar ook al een paar mezen onderzocht, maar toen konden nog geen harde conclusies worden getrokken.

De onderzoekers roepen mensen die dode mezen in de buurt van buxushagen vinden op om de dieren te bewaren. Dat kan het best in de diepvries. Medewerkers van CLM komen de vogels vervolgens ophalen.