donderdag 24 februari 2022

Het Waterhoen roept met een korte 'kuurruk'

Het waterhoen (Gallinula chloropus) is een vogel uit de familie van de rallen. In het grootste deel van Europa komen waterhoentjes het hele jaar door voor. Zo ook in ons land. In Europees Rusland zijn de dieren alleen in de zomer aan te treffen. In het uiterste noorden komen de dieren helemaal niet voor.


Het Waterhoen roept met een korte 'kuurruk'

Het waterhoen is donker van kleur met een rode snavel met gele punt en een rood blesje op het voorhoofd. Op de flanken hebben ze witte strepen. In tegenstelling tot meerkoeten beschikken ze niet over grijze zwemvliespoten maar over lange, groene tenen. Het voedsel van het waterhoen bestaat uit waterplanten, grassen, insecten, spinnen en kikkervisjes. Waterhoentjes zijn schuwe vogels en komen in veel kleinere aantallen voor dan meerkoeten. Zelden ziet men groepen groter dan twintig exemplaren. De meeste waterhoentjes blijven jaarrond in Nederland. Met name in strenge winters komen er ook wintergasten uit Duitsland en Denemarken.

Waterhoentjes zijn donker van kleur met een rode snavel en een rood blesje op het voorhoofd. De punt van de snavel is geel van kleur. Op de flanken hebben ze witte strepen. In tegenstelling tot meerkoeten beschikken ze niet over zwemvliespoten. Met hun lange, groene tenen foerageren ze dan ook regelmatig op de oever. Mannetjes en vrouwtjes zien er ongeveer hetzelfde uit en verschillen alleen in lengte en gewicht. De lichaamslengte bedraagt 32 tot 35 cm en het gewicht 175 tot 500 gram.

Het waterhoen voedt zich met waterplanten, grassen, insecten en kikkervisjes. Maar ook is het dier niet schuw van een visje. Met zijn puntige snavel prikt hij het visje aan stukken, eet er zelf van en deelt het aan zijn kuikens. Het hele jaar is de korte 'kuurruk' te horen.

woensdag 23 februari 2022

De Dodaars zoekt een nestplaats in de rietkraag

De Dodaars maakt een drijvend nest. Vaak is dat nest vastgemaakt aan rietstengels in de rietkraag, maar dan wel op een manier zodat het nest met het dalen of stijgen van het water mee kan bewegen. De Dodaars broedt in water- en vegetatierijke gebieden zoals moerassen, vennen, duinmeren, plassen en kreken. Er moeten beschutte plekken zijn voor het nest, met een rijke vegetatie onder en boven het water en voldoende voedselaanbod.


De Dodaars zoekt een nestplaats in de rietkraag

De Dodaars broedt globaal van april tot in augustus. Ze hebben één tot twee, soms drie legsels met gemiddeld 4-6 eieren, die met interval van 1-2 dagen worden gelegd. De broedduur is 20-21 dagen. Het nest is een drijvend platform dat van allerlei plantaardig materiaal wordt gemaakt, en aan de onderwatervegetatie wordt gefixeerd. De jongen kunnen na 44-48 dagen vliegen.

Tot het hoofdzakelijk behoren insecten en larven, schelp- en schaaldieren, larven van amfibieën en kleine visjes van 5-7 cm. Ze duiken voor het voedsel tot een diepte van ongeveer 2 meter. Ze halen ook voedsel van het wateroppervlak.

Meerkoet eet van de oevervegetatie

Er is bijna geen park, kanaal of sloot in Nederland zonder meerkoeten. Zoet water met wat oevervegetatie is genoeg. De aantallen in Laag Nederland zijn het grootst. Tijdens het broedseizoen verdedigen deze zwarte vogels hun territorium fel tegen indringers.


Meerkoet eet van de oevervegetatie

De Meerkoet broedt meestal in oevervegetatie van zoet water. Meerkoeten zoeken hun voedsel op en rond het water. Van oorsprong zijn meerkoeten echte moerasvogels, met poten die bijzonder geschikt zijn om te lopen op drijvende vegetatie (kraggen) en wortels van riet- en lismoerassen. Maar is eigenlijk overal te vinden waar zoet water is: beken en meren, moeras, oevers, park en tuin, plassen, rietland en ruigte, rivieren, stedelijk gebied en (verlandende) vennen. Vooral gebieden met een flinke oeverbegroeiing zijn populair, hoewel de soort zich ook kan redden in vaarten met een beschoeiing en nauwelijks waterplanten. In de winter kunnen groepen - die kunnen bestaan uit vele honderden vogels - in weilanden verblijven.

Meerkoeten eten vooral waterplanten, maar zeker wanneer er jongen zijn worden ook allerlei waterdieren, zoals slakken en visjes, gevoerd en gegeten. Ze eten ook gras. Meerkoeten duiken vaak naar voedsel. Door de grote hoeveelheid lucht in hun verenkleed moeten ze moeite doen om onder water te komen; ze maken een sprongetje bij het duiken en zetten zich met hun poten af. Kort daarop komen ze als een grote dobber weer naar boven.

De Meerkoet heeft een (zelden twee); max. drie vervolglegsels per broedseizoen. Eileg van half maart tot in juli, met piek eind april en in mei. Meestal 5-10 eieren. Broedduur: 21-25 dagen. Broedt meestal in de buurt van andere meerkoeten, die fel bevochten worden om de beste plek. Maar meerkoeten broeden ook wel onbeschut op een drijvend nest. Nesten meestal van riet en wortels, gebruikt in de stad ook allerlei afval. De jongen verlaten het nest meteen en kunnen na zo'n 56 dagen vliegen. Worden in het begin gevoerd door de ouders.

dinsdag 22 februari 2022

De Dodaars op het waterzuivering bassin

De Dodaars is de kleinste futensoort van ons land. Ze leven voornamelijk van kleine visjes en waterinsecten. Om die te vangen duiken ze onder water en zwemmen de visjes achterna. Om dat te kunnen is helder water nodig met goed zicht. Bij de rioolwaterzuivering in Hapert stroomt het water van de zuiveringsinstallatie naar diverse bassins waar de zwevende deeltje die nog in het water zitten laten bezinken. De waterkwaliteit is daar zo goed dat veel watervogels de bassins bezoeken om daar naar voedsel te zoeken. Gedurende het broedseizoen maken ze in de rietkragen zelfs hun nesten.


De Dodaars op het waterzuivering bassin

Waterkwaliteit is waar het om draait voor de dodaars. Hoe zuiverder het water, hoe rijker het is aan waterinsecten. Bovendien is het belangrijk dat het water voldoende helder is: dodaarzen jagen op zicht. De belangrijkste oorzaken voor de afname van de dodaars zijn dan ook de slechte waterkwaliteit als gevolg van inspoeling van meststoffen en verstoring tengevolge van water- en oeverrecreatie. Verbetering van de waterkwaliteit is de belangrijkste maatregel. Het uiterst voedselrijke water dat via de landbouwgronden in sloten, vaarten en meren terecht komt, leidt tot een sterke toename van voor dodaarzen als voedselbron ongeschikte witvissoorten. Bovendien verarmt de onderwaardeervegetatie én de daarbij horende rijkdom aan waterinsecten en weekdieren.

De vertroebeling van het water (vaak verergerd door karpers) maakt het voor een zichtjager als de dodaars extra moeilijk om de toch al minder talrijk aanwezige prooien op te sporen. Ook een onnatuurlijk waterpeilbeheer (laag in de winter en hoog in de zomer) leidt tot een afname van geschikte broedgelegenheid. In een aantal regio's lopen momenteel projecten van milieufederaties en/of waterschappen, die verbetering van de waterkwaliteit tot doel hebben. Gepleit moet worden voor het tegengaan van betreding van - delen van - oevers van geschikte wateren in de broedtijd, van maart tot begin juni. Het opschonen van sloten en vaarten en het branden of maaien van oevervegetatie vlak voor of in de broedtijd dient voorkomen te worden.

Dodaarzen zijn broedvogels van ondiepe en beschutte wateren. Het drijvende nest ligt in riet of ruigte aan de waterkant. Dodaazen zijn zeer compact gebouwd en hebben wit 'poederdons' als achterste. De Dodaars dankt zijn naam dan ook aan hun korte, witte achterwerk. Het zijn schuwe vogels, die zich verstoppen zodra mensen opgemerkt worden door te duiken en zich aan waterplanten vasthoudt, de snavel als snorkel gebruikend. Op deze manier kan de dodaars zich lange tijd aan het gezicht onttrekken. Dodaarzen duiken regelmatig. In de zomer zijn dodaarzen donker gekleurd, met een roestrode keel en hals. De mondhoek is opvallend geel in het broedseizoen. Het winterkleed is een stuk lichter, het achterste is het gehele jaar voorzien van een vuilwitte 'poederdons', de 'dodde-aars'.