dinsdag 28 december 2021

Aanleg Vlonderpad in Beekdal Groote Beerze

Beekdal Groote Beerze tussen Netersel en Casteren heeft een vlonderpad. Langs het oude tracé van de BZ40 waterloop wordt een vlonderpad aangelegd. Het vlonderpad is opgenomen in de wandelroute die vanaf de Westelbeersedijk naar de Groote Beerze leidt. De BZ 40 waterloop is omgeleid en mondt iets verder stroomafwaarts uit op een vloeiveld, vanwaar het in de beek stroomt.


Aanleg Vlonderpad in Beekdal Groote Beerze

De oude waterloop is gedempt en het onderhoudspand naast de oude waterloop is deels uitgediept om zo de lager gelegen bos en grasland aan weerszijde van de sloot met elkaar te verbinden. Zo kan bij hoog water de gehele vlakte in en buiten het bos onder water komen te staan. Door het vlonderpad te ontwerpen tot een hoogte van 21.75m +NAP blijft het pad ook toegankelijk als het gebied onder water staat. Het vlonderpad is 1 meter breed en heeft een lengte van 75 meter.

Behalve het vlonderpad, worden nog drie bruggen en één voorde aangelegd over de Groote Beerze. Daarmee worden wandelroutes aan beide zijden van de Groote Beerze met elkaar verbonden.

vrijdag 17 december 2021

"Het Vogeljaar 2021" (Video)

Het jaar loopt weer ten einde, tijd voor 'Het Vogeljaar 2021', een foto compilatie van Natuurfotograaf, Jozef van der Heijden. De foto compilatie omvat een deel uit de serie natuurfoto's, die gemaakt zijn van januari 2020 tot en met december 2021.


Het Vogeljaar 2021

Ook dit jaar weer mooie vogels op alfabetische volgorde zoals de;

0:00 Het Vogeljaar 2021 0:05 Appelvink (Netersel) 0:36 Blauwborst (Biest-Houtakker) 0:42 Bonte vliegenvanger (Netersel) 1:05 Boomklever (Netersel) 1:26 Boomkruiper (Netersel) 1:34 Gaai (Netersel) 2:06 Groenling (Netersel) 3:01 Grote gel kwikstaart (Netersel) 3:15 Heggenmus (Netersel) 3:26 Houtduif (Netersel) 3:34 Kleine karekiet (Diessen) 4:17 Koolmees (Netersel) 4:21 Pimpelmees (Netersel) 4:25 Rietgors (Biest-Houtakker) 4:31 Roodborst (Netersel) 4:36 Staartmees (Netersel) 4:46 Tjiftjaf (Netersel) 5:08 Vink (Netersel) 5:23 Zwarte zwaan (Esbeek) 5:44 Zwartkop (Netersel)

Deze video 'Het vogeljaar 2021' is auteursrechtelijk beschermt en is gelieerd aan http://www.jozefvanderheijden-foto.nl en https://jozefvanderheijden-foto.blogspot.com

Eerdere afleveringen:
Het Vogeljaar 2020 - https://www.youtube.com/watch?v=JG5NztqNpRw
Het Vogeljaar 2019 - https://www.youtube.com/watch?v=VP4bD6HMT9I
Het Vogeljaar 2018 - https://www.youtube.com/watch?v=AcqqUfCHoGc
Het Vogeljaar 2016 - https://www.youtube.com/watch?v=NKbfE3VXNNs

P.S. Zondag een van de onderwerpen in Stuifmail, van boswachter Frans Kapteijns op Omroep Brabant Radio, tussen 11:30 uur en 11:50 uur. Bekijk daar de ingezonde foto’s en Video's en vragen van luisteraars die boswachter Frans Kapteijns bespreekt tijdens "Lekker Geen Wekker" op Omroep Brabant Radio.

maandag 18 oktober 2021

Project Herinrichting Beekdal Groote Beerze

Op 6 september werd begonnen met de uitvoering van het project 'Herinrichting beekdal Groote Beerze'. Tussen de Biezengoren aan de Casterse kant, en de Schipstaarten aan de Neterselse kant werd begonnen met het uitgraven van de nieuwe meanders. Jaren van voorbereiding gingen er aan vooraf. Er werden info en inspraak sessies belegd, eerst in cafés, later online. Door de Corona pandemie was het niet meer mogelijk om live sessies te organiseren. Het project, project 1 genoemd, loopt van af de eerste stuw in de Groote Beerze, vanaf de Hoeve en loopt iets voorbij natuurgebied de Grijze Steen.


Project Herinrichting Beekdal Groote Beerze

De ligging van het nieuwe traject loopt over de oude dorpsgrens tussen Casteren en Netersel. De beek vormde voor de ruilverkaveling, einde jaren 60, begin jaren 70 de natuurlijke dorpsgrens. Tijdens de ruilverkaveling is de beek verbreed, verdiept en recht gemaakt. Het doel van de kanalisatie was er op gericht om het water zo snel mogelijk af te voeren en zo de akkers beter bewerkbaar te maken. Destijds konden de boeren in het voorjaar de akkers niet op omdat ze er te nat bij lagen. Toen kende men nog geen extreme regenval en lange periode van droogte. Het klimaat in ons land en zeker op de zandgronden was veel gematigder. De winters waren kouder, er lag geruime tijd sneeuw, en waren de winters en het voorjaar nat. De zomers waren wel droger, maar niet extreem.

De laatste jaren kennen we door de klimaatsverandering, veroorzaakt door menselijk handelen, vaak periodes met soms langdurige en extreme regen, zelfs in de zomermaanden. De laatste jaren is het in de zomer veel warmer, en valt er lange tijd geen regen. De landbouw mag dan, om verdere verdroging in de natuur tegen te gaan, geen oppervlaktewater onttrekken om de akkers en weilanden te beregenen. Ook de industrie verbruikt tegenwoordig veel grondwater voor productieprocessen en koeling. Daarom is het hard nodig om geen druppel regenwater onbenut naar de Noordzee te laten stromen.

Het project 'Herinrichting beekdal Groote Beerze' is er op gericht om de verdroging tegen te gaan en bij extreme regen het water te kunnen bergen. Door het bergen van regenwater wordt voorkomen dat er extreme wateroverlast ontstaat. Het water wordt dan zo lang mogelijk vastgehouden in de daarvoor ontworpen lage delen. Het water krijgt dan de gelegenheid om de grond in te zakken, wat bijdraagt tot een hogere grondwaterstand. Door de verondieping van de beek en de sloten wordt de drenagewerking verminderd. Omdat de meandering de beek ongeveer twee maal zo lang maakt, blijft het water ook langer in het gebied. Door de versmalling van de beek neemt de stroomsnelheid ook weer toe, wat de waterkwaliteit verbeterd.

De meandering zorgt er ook voor dat het water in de bochten erosie veroorzaakt, waar zich dan sedimenten afzetten. Bij een hoger stroomsnelheid krijgen zwevende deeltje in het water minder tijd om te kunnen bezinken, en wordt er meer materiaal in suspensie (vaste stof in een vloeistof) meegesleurd. Omdat in de binnenbochten de stroomsnelheid afneemt kan het sediment zich op de zanderige buit de waterlijn af zetten. Daarbij ontwikkelt zich een habitat voor beekplantjes en dierlijk beekleven.

Woensdag 22 september 2021 werd begonnen met het dempen van een deel van de oude beekloop van de Groote Beerze. De grond die daarvoor gebruikt wordt komt van de Neterselse Heide, wat deel uit maakt van het project Natte Natuurparel De Utrecht. De toplaag wordt verwijderd vanwege de nutriënten. Op de arme ondergrond ontwikkeld zich natuur. Bij veel regen zullen de afgegraven percelen wel eens water op maaiveld staan.

De aangevoerde grond wordt met de bulldozer de oude beek in geschoven. In de huidige beekloop groeit het vrij zeldzame 'Drijvende Waterweegbree'. Op diverse plaatsen wordt het Drijvende Waterweegbree met een graafmachine naar de nieuwe meander getransplanteerd. Dat wordt op meerdere plaatsen langs het traject zo gedaan.

Hiermee is de herinrichting nog niet klaar. Ook dat blijf ik volgen en zal daar de komende tijd video's van publiceren.

dinsdag 5 oktober 2021

Versmalling en verondieping beekdal Groote Beerze

In deze video is te zien dat de Groote Beerze eerst gedempt werd, waarna de verondiepte en smallere nieuwe beekloop is uitgegraven. Omdat de aanpassing plaats vindt in de oude beek was het nodig om de beek eerst af te dammen, en vervolgens in z'n geheel te dempen. De versmalling en verondieping maakt deel uit van het project 'Herinrichting beekdal Groote Beerze'.


Time Lapse video - Versmalling en verondieping beekdal Groote Beerze

Gaandeweg steeg het water voor het afgedamde deel zover dat het tegen het middagpauze op het punt stond om buiten de oevers te treden. Daarom werd de afdamming weggehaald, waarop het water als een stortgolf de nieuwe geul in stroomde. Na de pauze was het merendeel van het water weggelopen en kon het werk weer worden voortgezet.

maandag 27 september 2021

Zandaanvoer en dempen oude Groote Beerze

Vanaf j.l. woensdag 22 september rijden de tractoren met aanhangwagens af en aan om zand om de oude beekloop van de Groote Beerze te dempen. En er gaat veel zand in de oude beerde en diepe beek die bij de ruilverkaveling eind jaren 60, begin jaren 70 van de vorige eeuw werd gekanaliseerd.


Zandaanvoer en dempen oude beekloop Groote Beerze

Met elke wagen wordt ongeveer 22 kubieke meter zand aangevoerd. Om het grasland niet kapot te rijden en de bodem niet te verdichten zijn stalen rijplaten van 1,5 cm dikte neergelegd. Ze vormen als het waren een snelweg in het grasland. Als een terugkerende trekker met wagen een geladen collega op het grasland tegen komt moet de lege wagen even naast de rijplaten gaan staan.

vrijdag 24 september 2021

Time Lapse: Dempen oude beekloop Groote Beerze

Woensdag 22 september 2021 werd begonnen met het dempen van de oude beekloop van de Groote Beerze. Hoewel het uitgraven van de nieuwe meanders nog niet klaar is, is bij het beginpunt van het project 'Herinrichting beekdal Groote Beerze, Traject 1' begonnen met het dempen van de oude beekloop.


Time Lapse - Dempen oude beekloop Groote Beerze

Op een akker, gelegen op de hoek van de Ruttestraat in Netersel, en de zandweg die toegang geeft tot de Neterselse Heide wordt grasland afgegraven. De voedselrijke toplaag wordt verwijderd om de de oorspronkelijke planden uit vroegere tijden weer een kans te geven. Ook wordt een gedeelte uitgegraven om bij veel water water te kunnen bergen. Op deze locatie lag tot 1950 de "Voorste Weerij". Ten tijden van de landontginning werd heidegrond omgezet naar vruchtbare landbouwgrond.

De afgegraafde grond wordt gebruikt om de oude beekloop van de Groote Beerze mee te dempen en wordt met de bulldozer vlak geschoven. In de huidige beekloop groeit het beschermde 'Drijvende Waterweegbree'. Op diverse plaatsen wordt het Drijvende Waterweegbree met een graafmachine naar de nieuwe meander getransplanteerd. Dat zal gedurende de komende periode ook op meerdere plaatsen gebeuren.

Het project 'Herinrichting beekdal Groote Beerze' is er op gericht om de verdroging tegen te gaan en bij extreme regen het water te kunnen bergen. Door het bergen van regenwater wordt voorkomen dat er extreme wateroverlast ontstaat. Het water wordt dan zo lang mogelijk in uitgegraven bergingsvakken vastgehouden. Het water krijgt dan de gelegenheid om de grond in te zakken, wat bijdraagt tot een hogere grondwaterstand. Door de verondieping van de beek en de sloten wordt de drainagewerking verminderd. Door de versmalling van de beek neemt de stroomsnelheid ook weer toe, wat de waterkwaliteit verbeterd.

De meandering zorgt er voor dat het water een langere weg moet afleggen en dat er in de bochten erosie plaats vindt. Daar zetten zich dan sedimenten af. Hoe groter de stroomsnelheid hoe minder tijd ieder deeltje heeft om te bezinken, bij hogere snelheden wordt meer materiaal in suspensie meegesleurd. Omdat in de bochten de stroomsnelheid afneemt kan het sediment zich op de zanderige buit de waterlijn af zetten. Daarbij ontwikkelt zich er habitat voor beekplantjes en dierlijk beekleven.

dinsdag 31 augustus 2021

Vissen opdrijven in de Groote Beerze

De afspraak was half 7 - 7:00 uur. Vroeg op dus. Het werd een lange dag. Het duurde van zonsopkomst tot zonsondergang voordat het hele traject visvrij gemaakt was. De Groote Beerze was uitgemaaid en het maaisel was (op een enkele plaats na) geruimd. Als de begroeiing in de waterloop niet geruimd was zouden de vissen zich schuil kunnen houden en zou het opdrijven van de vissen ondoendelijk zijn. De zon zou door komen, maar die bleef achter de wolken. De ochtend ochtend bleef wat donker. En dat is aan de eerste beelden ook goed te zien. Toen iedereen gearriveerd was kon het bootje te water worden gelaten.


Vissen opdrijven in de Groote Beerze

De werkzaamheden van de Herinrichting Beekdal Groote Beeze is maandag 30 augustus 2021 van start gegaan door in de watergang een net te plaatsen aan het begin van het eerste werkvak tot aan het einde van dat vak. Binnen dat vak is de vispopulatie met een elektrisch vistuig, met lage spanning uit het vak opgedreven naar de benedenstrooms deel buiten het vak. Dat is wat in deze video te zien is en nog eens door ecoloog Marcel Cox wordt uitgelegd.

Het project “Herinrichting Beekdal Groote Beerze” wordt uitgevoerd door Waterschap De Dommel. Het ontwerp is in samenwerking met de gemeente Bladel, gemeente Oirschot, Brabants Landschap, provincie Noord-Brabant, ZLTO en particuliere grondeigenaren tot stand gekomen. Deze partijen hebben gezamenlijk afspraken gemaakt voor ontwerp, uitvoering en beheer van het gebied.

Het vrijmaken van vis binnen het werkvak, voordat er in de beek gegraven gaat worden, werd uitgevoerd door Henk Erkelens en zijn medewerker / collega, van Erkelens Natuurbeheer uit Molenaarsgraaf. Door hun jarenlange ervaring maken zij water snel en effectief vis vrij. Dit doen zij bijvoorbeeld als een watergang gedempt of uitgebaggerd moet worden. Wanneer er werkzaamheden plaatsvinden in en rond de watergangen, maken zij met een QuickScan duidelijk of er beschermde vissoorten in dat water leven. Hierbij maken wij gebruik van een Electro visapparaat. Zij beschikken daarvoor over de hiervoor benodigde ontheffingen.

Tijdens het opdrijven van de vis zijn er een aantal vissen en visjes die proberen langs het bootje terug te zwemmen naar waar ze verdreven moesten worden. Met een schepnet worden die er zo veel mogelijk uitgevist en in een kuip met water in de boot meegevoerd, om met korte regelmaat verderop buiten het werkvak weer uitgezet te worden. Zo zijn er karper, snoeken en zonnebaarzen uit het water gehaald. Enkele daarvan zijn in de sportvisvijver van de vereniging in de buurt uitgezet. Dit waren voornamelijk soorten die in een smalle en snel stromende beek - zoals de Groote Beerze gaat worden - niet goed meer kunnen gedijen.

Bezoek ook mijn Youtube kanaal: https://www.youtube.com/JozefvanderHeijden

Met dank aan:
Waterschap De Dommel: https://www.dommel.nl
Brabants Landschap: https://www.brabantslandschap.nl
Provincie Noord Brabant: https://www.brabant.nl
Erkelens Natuurbeheer: https://www.erkelensnatuurbeheer.nl

COVID-19: Het water van de Groote Beerze bestaat voor een deel uit water dat na zuivering door de rioolwaterzuivering in de beek wordt geloost. In dat water kunnen nog actieve Covid-19 virus deeltjes zitten. Het is nog niet duidelijk of de virusdeeltjes in het rioolwater besmettelijk zijn. Ook is niet bekend hoe lang het virus overleeft als het in het rioolwater terecht komt. Maar toch, als u in aanraking bent gekomen met het water uit de beek, ontsmet dan je handen en was je handen en andere lichaamsdelen waar het water direct of indirect mee in aanraking kan zijn gekomen zodra je thuis bent.

Meer over Covid-19 in rioolwater: https://player.vimeo.com/video/431818012?h=66710f029b

woensdag 28 juli 2021

Nieuwe duikers onder de weg voor verondiepte waterloop

Om de verdroging tegen te gaan wordt dit jaar ondermeer het project 'Herinrichting Beekdal Groote Beerze' uitgevoerd. De beek gaat weer meanderen als weleer en wordt verondiept en smaller gemaakt. Ook worden de hoofdwaterlopen aangepakt. Zo stroomt het water van de BZ40 waterloop door de zogenaamde 'Vochtige alluviale bossen' voordat het de Groote Beerze bereikt. De drainerende werking van de waterloop en het verminderen van kwel is ongewenst voor dit habitattype. Daarnaast vormt het onderhoudspad een barrière in de natuurlijke laagte van zuid naar noord. Om deze reden wordt de BZ40 vanaf de Westelbeersedijk omgelegd achterlangs het nabij gelegen agrarisch bedrijf in de richting van de noordelijk gelegen overstromingsvlakte.


Nieuwe duikers onder de weg voor verondiepte waterloop

De toegang tot het agrarisch bedrijf wordt door het aanbrengen van begroeiing bemoeilijkt. Een nieuwe duiker doorkruist straks het onderhoudspad aan de noordzijde, waarna de waterloop eerst richting het westen direct langs het verhoogde pad loopt. Na ongeveer 35 meter zal deze watergang naar het noorden toe stromen de overstromingsvlakte in (door het bos). Dit voorkomt dat er direct na de duiker een hoge kop wordt doorsneden. Ter hoogte van de Broekeindsedijk wordt de bestaande duiker (BZ40-KDU6) vervangen om de aansluiting op de watergang te optimaliseren. De nieuwe duiker (Ø1000 mm, binnen-onderkant-buis 20.55 m +NAP) zal aan de westzijde van de Broekeindsedijk langer zijn (totale lengte 85 meter) om zo een natuurlijke hoogte te doorkruisen. Vervolgens wordt ongeveer 30 meter van de huidige loop verondiept waarna de nieuwe loop start.

Om de nieuwe duikers te kunnen aanleggen moest het wegdek van de weg van Casteren naar Westelbeers worden afgesloten om de asfaltlaag te verwijderen en de oude duikers uit te graven. Samen met het vervangen van de duikers voor de BZ37 was 2 weken gepland. Aan het einde van de eerste week trok een zware en langdurige regenbui over het gebied, waardoor er niet alleen vertraging ontstond, maar de werkplanning aangepast moest worden. De aandacht ging uit naar het zo snel mogelijk openstellen van de weg voor het lokale verkeer. De laatste 30 meter aan duikers en het verder aanvullen met zand boven de duikers kon later worden afgewerkt.

Later wordt het benedenstroomse deel van de BZ40 verlegd. Het bos ten westen van deze nieuwe watergang bevat diverse rabatten. Sloten tussen deze rabatten hebben een drainerend en waterafvoerend karakter, iets wat ook ongewenst is bij het tegengaan van verdroging en het herstellen van de kweldruk. Om waterafvoer tegen te gaan worden er verspreidt in de sloten enkele gronddammen aangelegd. Om het beheer goed uit te voeren wordt er een verhoogd onderhoudspad aangelegd aan de westzijde van de nieuwe watergang. Dit onderhoudspad met een breedte van 3 meter krijgt een hoogte van 21.25 m +NAP, dit betekent maximaal 45 centimeter hoger dan het aangrenzende maaiveld. Het onderhoudspad wordt opgebouwd uit gebiedseigen of andere geschikte grond.

Vier A-waterlopen worden geleidelijk verondiept. Het geleidelijk verondiepen zorgt voor een afname van de drainerende werking en draagt bij aan het verhogen van het grondwaterpeil. Het over de hele lengte verondiepen voor deze watergangen brengt teveel grondwatereffecten en inundatie (onderwaterzetting) te weeg, daarom is dit niet mogelijk. De huidige bodemhoogte zal geleidelijk oplopen tot 30 centimeter beneden maaiveld ter hoogte van de uitstroom in de Groote Beerze.

Voor de personen die herkenbaar in beeld zijn gekomen heb ik een geen-bezwaarverklaring ontvangen.

Waterschap De Dommel: https://www.dommel.nl
Brabants Landschap: https://www.brabantslandschap.nl
Aannemingsbedrijf Van der Zanden Moergestel B.V.: https://www.vanderzanden.nl
Wegenbouwbedrijf VGB Asfalt Uden: https://www.vgbasfalt.nl

woensdag 14 juli 2021

Visjes en amfibieën schouwing BZ watergang

De eerste stap voorafgaande aan de herinrichting van 'Beekdal de Groote Beerze' is het vervangen van de duikers onder de weg aan de Westelbeersedijk, waar de BZ40 waterloop onderdoor stroomt, richting de Groote Beerze. De nieuwe duikers kregen bovendien een verhoogde ligging en loopt nog zo'n 80 meter door, voorbij de verkeersweg. Het herinrichtingsproject (traject 1) heeft betrekking op het deel van de Groote Beerze tussen de Hoeven in Netersel tot aan het einde van natuurgebied De Grijze Steen, gelegen aan de Westelbeersedijk te Casteren.


Visjes en amfibieën schouwing BZ watergang

Het water vanaf de akker wordt afgevoerd via deze BZ40 loop en stroomt naar de Groote Beerze. Door de verhoging van de beekbodem is het ook nodig om de duikers onder de weg hoger te plaatsen. Dood een verhoogde beekbodem is er minder drainage met als resultaat een hoger grondwaterpijl. Om te voorkomen dat visjes en amfibieën tijdens de graafwerkzaamheden in het nauw komen wordt een zand barrière in de sloot opgeworpen die gaande weg verder wordt opgeschoven richting de beek. Zo stuwt men de in het water levende dieren voor zich uit. Om te controleren wat er nog aan visjes of amfibieën dicht bij de zandbarrière in het water achter is gebleven worden er schouwingen in de BZ waterloop uitgevoerd.

Een BZ watergang is een categorie B Watergang. Er zijn A, B en C wateren. A-wateren zijn de belangrijkste waterafvoergangen van een regio, zoals grotere sloten, beken en waterplassen, die belangrijk zijn voor een goede waterhuishouding. Deze wateren worden door of namens het waterschap onderhouden. B-wateren zijn (kleine) kavelslootje tussen twee perceeleigenaren. Zodra een oppervlaktewaterlichaam een maatgevende afvoer heeft van meer dan 10 liter per seconde en het is geen A-water, dan spreken we van een B-water.

Marcel Cox uit Aarle-Rixtel, van 'Natuurlijk Marcel - Land, Water & Ecologie' zorgt voor de schouwing. In de video legt hij uit wat de schouwing in houdt. De zeelt (Tinca tinca), genoemd in de video, ook gekend onder de namen louw/lauw en muidhond/moethond is een vis, die tot de karperachtigen behoort en tot ca 70 cm lang kan worden.

Zeelten leven over het algemeen in flink begroeide stilstaande of langzaam stromende wateren met een zachte modderige bodem, waar ze zich overdag meestal passief in de vegetatie verschuilen. Als de zeelt voedsel zoekt, zuigt hij bodemmateriaal op, waaruit de eetbare diertjes worden uitgefilterd, of hij zuigt diertjes van de vegetatie af. Als voedsel dienen met name waterslakken en verder erwtenmosseltjes, kreeftachtigen, insectenlarven en plantendelen.

Bezoek ook mijn Youtube kanaal: https://www.youtube.com/JozefvanderHeijden

donderdag 17 juni 2021

Het Lantaarntje (Ischnura elegans)

Het lantaarntje (Ischnura elegans) is een 30 à 34 mm grote juffer die in vrijwel heel Europa algemeen voorkomt. Het lantaarntje voelt zich in alle zoetwater thuis en komt vaak bij vijvers, maar ook in brakwater wordt hij soms waargenomen. De larve kan vrij goed tegen watervervuiling wat hem minder kieskeurig maakt dan die van andere soorten. Het vliegseizoen loopt van mei tot september met toppen eind mei en begin augustus.


Het Lantaarntje (Ischnura elegans)

Uiterlijk van de mannetje: lichte delen op borststuk eerst groen, daarna blauw. Kleur van het lantaarntje altijd hemelsblauw (bij uitgekleurde dieren). Vrouwtje: ingewikkelde variatie in de lichtgekleurde delen. De kleur van het borststuk kan groen, blauw, paars (jeugdvorm), oranje of bruin zijn. Sommige kleurtypen lopen in elkaar over naar gelang het dier ouder wordt. Het ‘lantaarntje’ is bij sommige typen bruin in plaats van blauw en daardoor minder opvallend.

De paring kan uren duren. De mannetjes zijn, zoals bij alle libellen het geval is, in staat het sperma van eventuele voorgaande concurrenten te verwijderen. Het vrouwtje zet de eitjes na de paring af in waterplanten en begeeft zich daarbij soms helemaal onder water. Ze wordt bij deze activiteit niet door het mannetje begeleid, zoals wel gebeurt bij de azuurwaterjuffer (Coenagrion puella).

De larven komen snel na het afzetten uit. Ze voeden zich met andere larven, onder andere van juffers en vliegen. De ontwikkeling tot imago duurt meestal één jaar, maar onder gunstige weersomstandigheden kan dit ook in drie maanden gebeuren. In dat laatste geval is er een tweede vliegpiek. De imago heeft maar kort de tijd om een volgende generatie te produceren: de mannetjes leven maximaal 42 dagen en de vrouwtjes 50. Echter veel juffers sterven al na enkele weken. Dat verklaart meteen waarom mannetjes over het algemeen minder lang leven dan wijfjes. Een tweede doodsoorzaak is vanzelfsprekend predatie. Libellen eten niet alleen, ze worden ook gegeten. Daarbij zijn er drie grote groepen predatoren te melden. Dat zijn vooral spinnen, waarbij zowel Echte libellen als Waterjuffers regelmatig verdwijnen in de webben.

Bezoek ook mijn Youtube kanaal: https://www.youtube.com/JozefvanderHeijden

De Vuurlibel (Crocothemis erythraea)

De vuurlibel (Crocothemis erythraea) is een felroodgekleurde middelgrote libel (36–45 mm), die veel in Zuid-Europa wordt gezien. De vuurlibel is een vrij breed gebouwde libel, die iets groter is en forser oogt dan de bruinrode heidelibel. Het rood van de mannetjes is ook intenser dan dat van de heidelibellen uit het geslacht Sympetrum. Het achterlijf is wat afgeplat.


De Vuurlibel (Crocothemis erythraea)

De soort heeft een oranje vlek in de basis van de achtervleugels. De pterostigma’s op de voor- en achtervleugel zijn groot en geel met zwarte randaders. Jonge mannetjes en vrouwtjes zijn na het uitsluipen bruingeel, met lichte schouderstrepen, een lichte streep over het midden van de borststukrug en meestal een dunne zwarte lijn over het midden van het achterlijf. Uitgekleurde mannetjes zijn grotendeels dieprood gekleurd. Gezicht, borststuk, poten, achterlijf en voorste vleugeladers: alles is rood. De ogen zijn donkerrood met blauwe onderzijde. Oude vrouwtjes worden flets bruin. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 36 en 45 millimeter.

De habitat van de vuurlibel bestaat in Nederland uit allerlei stilstaande, zonnige wateren met een gunstig (warm) microklimaat: plassen, vennen, poelen en sloten. Zowel kale als sterk begroeide watertypen worden door de vuurlibel benut. In het Middellandse Zeegebied kan de soort bij allerlei soorten stilstaand water gevonden worden; zelfs brak water wordt niet gemeden.

Bezoek ook mijn Youtube kanaal: https://www.youtube.com/JozefvanderHeijden

woensdag 16 juni 2021

Uitsluipende Oeverlibel op het Groot Meer

Nadat ik gisteren de uitsluiping van de Viervlek libel kon opnemen was het vanmorgen de Gewone Oeverlibel die mijn aandacht trok. Bij deze libel was ik iets minder te laat. De eerste fase van het uitsluipen was al gepasseerd, maar de libel moest met het achterlijf nog uit de lavenhuidje kruipen.


Uitsluipende Gewone Oeverlibel op t Groot Meer

Het uitsluipen van de Gewone Oeverlibel (Orthetrum cancellatum) gebeurt van begin mei tot half augustus, met een piek van half juni tot eind juli. De larven overwinteren twee of drie keer. De larvehuidjes zijn te vinden tot enkele decimeters hoogte in de oevervegetatie. In een enkel geval willen ze wel eens hoger zitten of tot een aantal meters van het water verwijderd zijn. De larven leven in de modder of tussen plantenresten op de bodem. Allerlei stilstaande en zwak stromende wateren, liefst op plaatsen met kale oevers.

De gewone oeverlibel is weinig kritisch ten aanzien van de biotoop en komt voor bij veel stilstaande of langzaamstromende wateren, mits de oever enkele schaarsbegroeide plekken heeft en niet sterk beschaduwd is. Hij komt veel voor bij vijvers en plassen, maar ook bij vennen, weteringen en sloten. In duinplassen werd hij in het verleden zelden aangetroffen, maar sinds de aanleg van inifiltratieplassen ten behoeve van de drinkwaterwinning wordt deze biotoop vaker benut. Ook aan de waterkwaliteit stelt de soort geen hoge eisen. Hij plant zich meestal voort in voedselrijk water, maar de larven kunnen zich ook ontwikkelen in zwak brak en zuur water.

Bezoek ook mijn Youtube kanaal: youtube.com/JozefvanderHeijden

dinsdag 15 juni 2021

Viervlek uitsluiping op het Groot Meer Wintelre

Ik was er eigenlijk niet op tijd bij, toen ik vanmorgen een Viervlek zag die net uit z'n larvenvelletje uitgeslopen was. Toch was nog mooi te zien dat de libel z'n vleugels op aan het pompen was en de vleugel aderen vol bloed pompten om na het opwarmen tegen het rietblad omhoog kroop en even later (meer dan een half uur) op vloog en een stukje verder neer streek om daar uit te ruste van de laatste metamorfose.


viervlek uitsluiping op het Groot Meer Wintelre

Eitjes worden door het vrouwtje los in ondiep water afgezet, waarbij ze beschermd wordt door het mannetje. Het mannetje blijft boven haar vliegen en probeert andere mannetjes die willen paren te verjagen. Op sommige plaatsen en in sommige jaren kan de dichtheid aan viervlekken erg hoog zijn. Uit andere delen van zijn areaal, maar vroeger ook uit Nederland, zijn gevallen bekend van enorme zwermen viervlekken, die miljoenen exemplaren kunnen omvatten.

De Viervlek plant zich voort in wateren van uiteenlopende grootte en voedselrijkdom. In laagveengebieden vindt voortplanting plaats in de relatief voedselrijke sloten en vaarten. In laagveenmoerassen vindt voortplanting incidenteel in kleine watertjes in veenmosrietland plaats. Nadat de larven twee of drie keer overwinterde, sluipen ze uit het velletje. Dat gebeurt van eind april tot half juli. De larvenhuidjes zijn tot maximaal een meter boven het water oppervlak in de oevervegetatie te vinden. Incidenteel wordt wel eens een exemplaar op enkele meters van het water gevonden.

De Viervlekken zijn libellen met een vrij breed achterlijf dat taps toeloopt en in een punt eindigt. Mannetjes en vrouwtjes vergelijkbaar getekend. Achtervleugels met een donkere vlek in de basis. De aders in de donkere vlekken zijn opvallend geel. Halverwege de voorranden van de vleugels staat een donker vlekje, dat niet voorkomt bij andere libellensoorten. Sommige exemplaren hebben bij deze vlekjes, en bij de pterostigma’s, een extra donkere veeg in de vleugels (vorm praenubila). Achterlijf bij jonge dieren overwegend oranje met contrasterende zwarte punt. De segmentranden hebben gele zomen. Oudere dieren worden donkerbruin met een grijze zweem, de zwarte punt vormt dan geen contrast meer. In het achterlijf zijn vaak opvallende luchtbellen zichtbaar. Ogen roodbruin. Gezicht crème, soms bijna wit.

Mijn kanaal / My channel: https://www.youtube.com/JozefvanderHeijden
Bezoek ook mijn fotoblog: http://www.jozefvanderheijden-foto.nl

woensdag 9 juni 2021

Vormen de Bruine korenbouten hier een trio?

Wie dacht dat de libellen in deze video een triootje vormen (net als ik aanvankelijk) kan zien dat er twee paringswiel koppeltjes aan elkaar hangen. Een tijd nadat ik de video publiceerde zag ik dat er iets niet klopte. Na het grondig bestuderen van de beelden, blijkt dat er sprake is van vier libellen, die twee koppels vormen. Bij een trio zou de achterste libel niet in haar nek vastgegrepen kunnen worden. Dat vrouwtje wordt wel met het grijpapparaat van een mannetje vastgehouden. Als je de aantal pootjes groepen telt is dat beter te herkennen. Waarschijnlijk is het voorste koppeltje geland op het hoofd van het mannetje van het achterste koppel, die zo uit het zicht verdwenen.


Vormen de Bruine korenbouten hier een trio?

Bij de paring wordt het vrouwtje niet rechtstreeks bevrucht. In de paringswiel houding wordt het vrouwtje in haar nek vastgehouden met de grijpapparaat van een mannetje. De mannetjes brengen het sperma in het spermazakje van de vrouwtjes die het mannetje vast grijpt. De paring begint eerst in de lucht, waarna ze neerstrijken op riet of gele lis. Vrouwtjes slaan daarbij hun poten om het mannetje en krassen daarbij een deel van de blauwe berijping af. Je kunt aan de donkere strepen op het mannetje zien of hij al gepaard heeft. Na de paring vliegen de libellen weg van het water.
Vóór de paring brengt het mannetje zijn sperma over naar zijn secundaire geslachtsorgaan. Hij doet dit omdat het primaire orgaan aan het uiteinde van het achterlijf op een onbereikbare plaats voor het vrouwtje gesitueerd is. Dit gedeelte wordt namelijk bij het begin van de paring gebruikt om het vrouwtje met de achterlijfaanhangsels vast te pakken bij het halsschild (juffers/gelijkvleugeligen) of achter de kop (ongelijkvleugeligen), waardoor ze in tandem gaan vliegen. Vervolgens wordt het paringswiel gevormd doordat de onderlijven bijeen gebracht worden.

Het vrouwtje neemt dan het sperma over van het mannetje; bevruchting vindt pas plaats bij de eiafzet. Deze paringsmanier is uniek voor libellen. Copulatie kan plaatsvinden in de vlucht of in rust. De duur van de paring is zeer verschillend, van enkele seconden tot meerdere uren.

De ontwikkeling van de libel verloopt vanaf eitje via larve tot volwassen insect met vleugels (imago). Libellen ondergaan via een serie van negen tot zestien vervellingen een onvolledige gedaanteverwisseling, niet een volledige metamorfose zoals vlinders, hoewel de verschillen tussen de laatste larvale fase en het volwassen insect zeer aanzienlijk zijn. De larven overwinteren twee keer. Uitsluipen gebeurt van eind april tot begin juni. De larven leven diep ingegraven in modder en bezinksel van langzaam stromende beken, riviertjes, zwakstromende sloten en in leemplassen. De Larvenhuidjes zijn over het algemeen te vinden tot maximaal een meter hoogte in de oevervegetatie.

De levensduur van volwassen libellen bedraagt bij de meeste soorten gemiddeld ongeveer zes tot acht weken. Bepaalde soorten leven echter niet langer dan twee weken. Het langst leven in Midden-Europa de Winterlibellen ('Sympecma'), die in het volwassen stadium overwinteren en daardoor tien tot elf maanden oud worden. Daarvan zijn ze ongeveer vier tot zes maanden actief.

dinsdag 8 juni 2021

De Viervlek leeft op stilstaande wateren

Op heidevennen koen weer andere libellen voor als op of langs beken en rivieren. Zo komen de Bruine korenbout en de Glassnijder voor in de bekengebieden, de Viervlek houdt van stilstaand water met een rijke waterplantvegetatie, vooralop voedselarme vennen. Deze beelden zijn opgenomen op de Neterselse Heide, een natuurgebied in de Brabantse Kempen.


De Viervlek leeft op stilstaande wateren

De viervlek (Libellula quadrimaculata) is een echte libel uit de familie van de korenbouten (Libellulidae). De Viervlek leeft bij stilstaande wateren met een rijke waterplantvegetatie. Hoogste dichtheden komen voor op voedselarme vennen. De algemene oranjebruine libel heeft een relatief kort en plat achterlijf. De agressieve mannetjes verdrijven rivalen met snelle aanvalsvluchten, bijvoorbeeld vanaf een dode rietstengel. Op het moment dat ze stilzitten is de zwarte vlek op de knik van de vleugelvoorrand kenmerkend. Het achterlijfaanhangsel van het mannetje wijkt uiteen, bij het vrouwtje is die recht. Dat is het meest opvallende verschil tussen beide seksen. Het verdere uiterlijk is vrijwel gelijk. De vliegtijd van de viervlek is van eind april tot begin september.

De viervlek is een middelgrote libel met een vrij breed achterlijf dat taps toeloopt en in een punt eindigt. Mannetjes en vrouwtjes zijn vergelijkbaar getekend, maar onderscheiden zich in de achterlijfaanhangsels. De achtervleugels hebben een donkere vlek in de basis; de aders in de donkere vlekken zijn opvallend geel. Halverwege de voorranden van de vleugels staat een donker vlekje, dat niet voorkomt bij andere libellensoorten. Sommige exemplaren hebben bij deze vlekjes, en bij de pterostigmata, een extra donkere veeg in de vleugels. Het achterlijf is bij jonge dieren overwegend oranje met een contrasterende zwarte punt; de segmentranden hebben gele zomen. Oudere dieren worden donkerbruin met een grijze zweem, de zwarte punt vormt dan geen contrast meer. In het achterlijf zijn vaak opvallende luchtbellen zichtbaar. De ogen zijn roodbruin, het gezicht is crèmekleurig, soms bijna wit. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 40 en 48 millimeter.

De Neterselse Heide is een van de natuurgebieden waar de vergrassing aangepakt wordt om de heide weer de kans te geven. Vergrassing is een wijd verbreidt probleem in veel Brabantse natuurgebieden. De Neterselse Heide is sinds 2004 eigendom is van het Brabants Landschap en is gelegen ten noorden van Netersel. Het gebied is 229 ha groot. Op de Neterselse Heide vindt men droge, maar vooral ook natte heide. Moeraswolfsklauw, beenbreek en klokjesgentiaan komen er voor, evenals witte snavelbies en zonnedauw.

Behalve Libellen komen hier ook een aantal juffers voor, zoals de Gewone pantserjuffer en de Azuurwaterjuffer.

maandag 7 juni 2021

Het paringswiel van de Bruine Korenbout

Vanmorgen zag in Netersel de Bruine Korenbout in paringswiel op de Groote Beerze. Een paringsrad is de houding die (twee) libellen aannemen bij het paren. Nadat het mannetje het vrouwtje in de tandem-houding heeft genomen, brengt het vrouwtje haar geslachtsopening. Een koppel kan uren in die positie blijven en daarbij ook rondvliegen.


Het paringswiel van de Bruine Korenbout

De Bruine korenbout is een soort van plassen en kanalen met een matig tot zeer rijke oevervegetatie. De soort is opvallend tolerant ten aanzien van voedselrijkdom, maar te rijk water wordt gemeden. Op plekken waar die voorkomt is die echter wel vaak in grote aantallen aanwezig. De Bruine korenbout kun je aantreffen in laagveengebieden en langs enkele langzaam stromende beekjes, rivieren of kanalen.

Vóór de paring brengt het mannetje zijn sperma over naar zijn secundaire geslachtsorgaan. Hij doet dit omdat het primaire orgaan aan het uiteinde van het achterlijf op een onbereikbare plaats voor het vrouwtje gesitueerd is. Dit gedeelte wordt namelijk bij het begin van de paring gebruikt om het vrouwtje met de achterlijfaanhangsels vast te pakken bij het halsschild (juffers/gelijkvleugeligen) of achter de kop (ongelijkvleugeligen), waardoor ze in tandem gaan vliegen. Vervolgens wordt het paringswiel gevormd doordat de onderlijven bijeen gebracht worden. Het vrouwtje neemt dan het sperma over van het mannetje; bevruchting vindt pas plaats bij de eiafzet. Deze paringsmanier is uniek voor libellen. Copulatie kan plaatsvinden in de vlucht of in rust. De duur van de paring is zeer verschillend, van enkele seconden tot meerdere uren.

De eitjes worden door het vrouwtje afgezet met haar legapparaat. Bij veel soorten wordt het vrouwtje tijdens het leggen nog steeds vastgehouden door het mannetje dat haar heeft bevrucht. Het ei-afzetten gebeurt bij juffers en glazenmakers door met de legboor gaatjes te maken in waterplanten, waarin de langwerpige eitjes worden gestopt. Bij de overige libellen vindt afzet van de ronde eitjes plaats in de modder, net onder het wateroppervlak of door verstrooiing over het water. Het legapparaat van het vrouwtje is bij deze soorten gereduceerd. Bij sommige noordelijke soorten overwinteren de eitjes altijd, bij andere kan dit gebeuren als de eitjes in de herfst zijn gelegd. De meeste eitjes ontwikkelen zich echter in twee tot vier weken tot larve.

In Europa komen 150 libellensoorten voor. In België komen 69 soorten voor. In Nederland zijn 71 soorten aangetroffen, waarvan 66 als inheems worden beschouwd, een als zwerver en vier als verdwenen. In België en Nederland samen komt het aantal op 74 (vijf Nederlandse soorten komen niet in België voor, drie Belgische soorten komen niet in Nederland voor). De soorten staan opgesomd bij de juffers en echte libellen.

vrijdag 4 juni 2021

De roep van de Koekoek

Vanmorgen hoorde ik de Koekoek roepen in een van de bomen boven mij. Ik zag hem echter niet. Als ik heen en weer was gelopen zou de vogel mij opgemerkt hebben en weggevlogen zijn. Daarom liet ik mijn camera draaien om toch het geluid op te kunnen nemen. Het onscherpe beeld is geen fout, maar als beeldvulling voor de video die voor YouTube de geluidsdrager is.


De roep van de Koekoek

De koekoek (Cuculus canorus) is een vogelsoort en het bekendste lid van de familie koekoeken (Cuculidae). Hij plant zich in de zomer voort in een groot deel van het Palearctisch gebied en overwintert in het Afrotropisch gebied en het Oriëntaals gebied. De koekoek is een broedparasiet: het vrouwtje legt haar eieren in nesten van andere vogelsoorten en laat de jongen door die andere soort verzorgen.

De koekoek roept zijn eigen naam, wat ongeveer klinkt als een hol aanhoudend "goe-koeh“, waarbij het begin met iets meer nadruk en op iets hogere toon is. De roep wordt enkel door het mannetje geuit en is een echte territorium roep, die van april tot in juli wordt geroepen vanaf een hoge zitplaats.

donderdag 3 juni 2021

De Bruine korenbout op de Groote Beerze

Korenbouten maken vaak gebruik van zitposten op de grond of bovenin plantenstengels. Libellen zie je niet zo vroeg in de morgen. Ze moeten eerst opwarmen in de zon. Eenmaal warm zijn ze zeer actief. Toch maken ze geen lange vluchten zoals glazenmakers en glanslibellen. Ook jagen en het verdedigen van een plekje aan de waterkant gebeurt vanaf een zitpost. Sommige korenbouten rusten in min of meer verticale positie (bijvoorbeeld de viervlek), terwijl andere soorten horizontaal zitten, soms zelfs met het achterlijf naar boven en de vleugels naar voren gehouden (bijvoorbeeld heidelibellen).


De Bruine korenbout warmt op in de zon

De bruine korenbout is een vrij breed gebouwde libel, met een duidelijke donkere vlek op de basis van de achtervleugels en een zwart streepje op de basis van de voorvleugels. De aders in de donkere vlekken zijn opvallend oranje. De uiterste toppen van de vleugels hebben een vaag maar kenmerkend donker vlekje, vooral duidelijk bij de vrouwtjes. Bij de mannetjes is na het uitsluipen het achterlijf oranje, met een zwarte rugstreep die naar achter toe breder wordt. Uitgekleurde mannetjes zien er echter heel anders uit: alle oranje delen van kop, borststuk en achterlijf worden zwart en het achterlijf krijgt daar overheen een lichte blauwe berijping. De punt van het achterlijf blijft donker. De ogen verkleuren van bruin bij jonge mannetjes naar blauwgrijs bij oudere mannetjes. De donkere vleugeltopjes zijn bij uitgekleurde mannetjes soms niet zichtbaar.

Mannetjes die nog niet erg oud zijn (maar al wel blauw berijpt), hebben nog opvallende oranje voorste vleugeladers, waardoor het hele dier een zeer kleurrijke indruk maakt. Vrouwtjes zijn gekleurd als jonge mannetjes: grotendeels oranje met een wigvormige zwarte streep op de rug van het achterlijf. Oude vrouwtjes verkleuren naar donkerbruin en de ogen worden grijzig. Heel soms komen vrouwtjes met blauwe berijping voor, die sterk op uitgekleurde mannetjes lijken. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 42 en 45 millimeter.

Eitjes worden afgezet in het water of op de oever. Het mannetje is daarbij meestal aanwezig: ofwel in tandempositie, ofwel dicht boven het vrouwtje vliegend. Sommige soorten vertonen een sterke neiging tot zwerven.

woensdag 2 juni 2021

Het Weidebeekjuffer vrouwtje eet haar prooi

Weidebeekjuffers eten insecten, veelal kleine, vliegende insecten zoals muggen, vliegjes en motjes. Ze eten zittend tegen een rietstengen of op een blad van een plant aan de waterkant, maar kunnen ook eten terwijl ze vliegen. De larven leven in het water en eten allerlei minuscule waterbeestjes en zelfs kleine visjes of kikkervisjes. Ook zijn het kannibalen want de larven eten ook libellenlarven, zolang die maar kleiner zijn dan de larf zelf. Overigens is de larf van een libel zelf ook voedsel voor verschillende waterdieren. Daarom proberen ze zich zo goed mogelijk te verstoppen.


Het Weidebeekjuffer vrouwtje eet haar prooi

De weidebeekjuffer is een 45 à 48 mm grote juffer uit de familie van de beekjuffers (Calopterygidae), die vrij algemeen voorkomt bij stromend water van redelijke kwaliteit. De weidebeekjuffer vliegt van mei tot september, bij voorkeur bij langzaam stromende beken, maar ook bij rivieren en kanalen. Door de vlinderachtige vlucht vormen ze een opvallende verschijning.

Mannetjes hebben een blauw metaalglanzend lichaam met een grote zwarte vlek in vleugels (van knoop tot vlak onder top). Vleugeladers met blauwe glans. Geen pterostigma's. De onderkant van de achterlijfspunt is vuilwit gekleurd. Vrouwtjes: groen metaalglanzend lichaam. Vleugels egaal van kleur, groen tot groenbruin getint. Wit pterostigma, waarin vleugeladers doorlopen ('pseudopterostigma').

woensdag 26 mei 2021

De IJsvogel verzorgt zijn verenkleed

Als de IJsvogel voorbij komt vliegen zie je niet veel meer dan een blauwe flits. IJsvogels zijn vogels die je bij beken en rivieren met stromend water kunt vinden. Broeden doen ze ook aan stilstaand water. Hun nesttunnel graven ze in zandige of lemige steile oeverranden. Hoewel de naam anders doet vermoeden maken strenge winters veel slachtoffers onder de ijsvogels. Omdat ze bij dichtgevroren water niet meer bij hun voedsel kunnen, sterven ze bij gebrek aan vis door verhongering.


De IJsvogel verzorgt zijn verenkleed

De onmiskenbaar blauw en oranje gekleurd maakt veel indruk als je deze vogel ziet. Het is een vogel die iedere natuurfotograaf op zijn wensenlijst heeft staan. Ze zijn een beetje plomp gebouwd met korte staart en een grote kop en snavel. Witte keel en zijhals. De vleugels en de kruin zijn groenachtig blauw met een helderblauwe rug en stuit. Ze zitten vaak rechtop op een laaghangende tak boven het water te loeren naar visjes. Ze vliegen met hoge snelheid (tot 80 km/uur) luid roepend over het water en is dan goed te zien. Vrouwtjes hebben een oranjerode ondersnavel, bij de man is die zwart.

IJsvogels nestelen het liefst langs langzaam stromende beken. In mindere mate wordt ook bij stilstaande, visrijke wateren genesteld. Ze komen voor bij meren, moeras, oevers, parken en tuinen, plassen, rietland en ruigte, rivieren en vennen. IJsvogels duiken in helder, liefst stromend water naar visjes maar ook naar waterinsecten. IJsvogels stellen prijs op enkele bomen of struiken langs de oever, bij wijze van uitvalsbasis. Ze zitten dan vaak stil op een laaghangende tak boven het water te loeren naar visjes. Voordat hij duikt 'bidt' de ijsvogel soms even boven het water.

IJsvogels broeden vanaf februari tot en met maart. Ze graven tunnels in oevers met een een 0,5 meter lange gang met aan het einde een broedkamer. Als in de wanden boomwortels tegen komen die het verder graven bemoeilijken, maken ze een nieuwe gang op een kleine afstand van hun eerste gang. Als in een oever of in de voet van een omgewaaide boom die langs het water staat meerdere gangen te zien zijn, is de gang die naar het nest leidt te herkennen aan de uitwerpselen die de vogels vanuit het einde van de gang naar buiten spuiten. De broedvogels doen dat om het broeden zo kort mogelijk te onderbreken. De bijna uitvliegende jongen doen dat ook. Hoe meer uitwerpselen, hoe langer er al gebroed is en hoe groter de jonge vogels op het nest al zijn. Na het verlaten van het nest met jongen nemen de ouders een bad om de stank van de uitwerpselen van de jongen in het nest weg te wassen.

Ze leggen meerdere legsels per jaar van meestal 6 tot 7 eieren. De man en vrouw broeden de eieren in 19 tot 21 dagen uit. De jongen zitten zo'n 22 tot 28 dagen op het nest voor ze uitvliegen. Het voedsel bestaat uit visjes, maar ook uit waterinsecten zoals libellenlarven. Vissen worden mee naar de zitpost genomen en worden daar eerst tegen een tak geslagen voordat ze worden doorgeslikt. IJsvogels jaagt vanaf een zitpost en bidt ook regelmatig en duikt in het water om zijn prooi te pakken.

zaterdag 22 mei 2021

De Pimpelmees in een kleine holte van een eik

Vrijdag morgen 21 mei filmde ik een Pimpelmees die in een kleine holte zat van een eikenboom. De holte zat aan de achterkant van de boom, gezien vanaf een verbindingsweg die twee dorpen met elkaar verbindt. De meesjes hebben jonge. De ouders vlogen onophoudelijk heen een weer om de hongerige jong in het nest te voeden met kleine rupsjes. Bij het verlaten van het nest namen ze regelmatig de uitwerpselen van de jongen mee om zo het nest schoon te houden.


De Pimpelmees in een kleine holte van een eik

Pimpelmezen zijn holenbroeders. De meeste kennen de Pimpelmees omdat ze veel in onze tuinen voor komen, maar de meeste zitten toch echt in de vrije natuur. Daar zitten ze in oude nestholtes van spechten of in holtes die ontstaan zijn door het uitrotten van afgebroken of afgezaagde boomtakken. Als het oog dat over blijft uit rot ontstaat er een holte, waar de mezen nog wat zacht rot materiaal weg halen.

Ook de Koolmezen wonen in holtes die ze kunnen vinden in de vrije natuur. Laatst zag ik een nest in een weipaal. De bovenkant was helemaal uitgehold door rotting. Alleen de zijkanten stonden nog overeind. De bovenkant was helemaal open, waardoor het nest waarschijnlijk niet helemaal droog zal blijven tijdens een regenbui.

woensdag 19 mei 2021

De Koolmezen van 12 dagen groeien als kool

De Koolmezen uit dit nest moeten rond 4 mei uit het ei gekomen zijn. Ik heb dit nest een paar keer gecontroleerd, net als de andere nestkasten in de tuin. Vanochtend heb ik mijn GoPro camera boven in de nestkast gelegd. Op de beelden is te zien hoe hard ze groeien. De jonge Koolmezen zijn nu 12 dagen oud. Het verenkleed is grotendeels al gevormd. Er zijn er al die flink met de vleugels beginnen te fladderen, de eerste oefeningen voor de echte vliegopening.


De jonge Koolmezen van 12 dagen groeien als kool

Zes kuikens in een Koolmezenkast is nu niet wat je verwacht. Normaal zijn er dat al gauw tien tot zelfs twaalf per nest. Deze video is natuurlijk ingekort. De opname duurde in werkelijkheid een half uur. De periodes dat de mezen onderweg waren om voedsel te zoeken en het op het nest stel was zijn er uitgeknipt. Van dat half uur is er dus 9 minuten over gebleven.

Jongen Koolmezen zitten 18-20 dagen op het nest. Nadat ze zijn uitgevlogen, worden de jongen nog 2-3 weken gevoerd. Als jonge mezen geboren zijn op dinsdag 4 mei, dan zullen ze iets meer dan 2½ week later uitvliegen. Dat zou zaterdag 22 mei of zondag 23 mei kunnen zijn. Jonge mezen zullen een dag of 3 à 4 voor uitvliegen al door de vliegopening naar buiten kijken.

UPDATE: Zondag 23 mei was de nestkast verlaten. Alle jongen waren uitgevlogen. Een succesvolle broed voor dit nest.

donderdag 13 mei 2021

Nest jonge Koolmezen van zes dagen oud

Gisteren ochtend heb ik mijn GoPro camera nog eens boven ik de Mezen nestkast gelegd. Ik was benieuwd hoe de kuikentjes het maken en hoe ze groeien. De jonge Koolmezen zijn nu zes dagen oud. De slagpennen beginnen zich te vormen.


De Vink (Fringilla coelebs)

Zeven mei telde ik vijf jonge kuikentjes die uit het ei gekomen zijn. Op de video van vandaag zag ik op een zeker moment 6 bekjes ver open gespreid om voedsel aan te nemen. Of die zesde later nog uit het ei gekomen is, of dat er 6 mei een niet boven de andere uit kwam, weet ik niet. Het is een klein nest, daar het heel normaal is dat er tien tot zelfs twaalf jonge in een nest voorkomen. Of dit een tendens is van de laatste paar jaar, weet ik niet. Het is wel zo dat het de laatste jaren met de zangvogels in het bijzonder slechter slechter gaat.

Deze video is natuurlijk ingekort. De opname duurde in werkelijkheid een half uur. De periodes dat de mezen onderweg waren om voedsel te zoeken en het op het nest stel was zijn er uitgeknipt. Van dat half uur is er dus 9 minuten over gebleven.

vrijdag 7 mei 2021

Op kraamvisite bij familie Koolmees

Dinsdag 4 mei publiceerde ik een video over een Koolmees die de mei storm moest weerstaan. Vanmorgen was een andere koolmezen familie aan de beurt. Met de titel 'Op kraamvisite bij familie Koolmees' lijdt het geen twijfel in welk stadium deze koolmees verkeert als het gaat om het broeden. Vandaag telde ik vijf jonge kuikentjes die uit het ei gekomen zijn. Mogelijk volgen en de komende dagen nog een paar. Het nest telde 8 eitjes.


De Koolmees is toch wat onrustig op het nest tijdens de storm.

Na een broedduur van 13-15 dagen moeten de ouders aan de slag om insecten te vangen die aan de nog kwetsbaren jonge kuikentjes gevoerd worden. Als de eieren uitgekomen zijn, dan begint het voeren van de jongen door beide ouders. Je ziet de mezen dan af en aan vliegen met rupsen, spinnen, vlinders en andere insecten. De eerste dagen nadat de kuikentjes uit het ei zijn gekomen worden ze voornamelijk gevoed met kleine vliegjes, spinnetjes en hele kleine rupsjes. De grotere rupsen komen pas later. Die zijn nog iets te groot gedurende de eerste dagen. Tijdens de nestduur zullen de mezen circa 5 duizend insecten vangen voor de jongen. Jongen zitten 18-21 dagen op het nest. Nadat ze zijn uitgevlogen, worden de jongen nog 2-3 weken gevoerd.

dinsdag 4 mei 2021

Koolmees op het nest tijdens de storm

Tijdens de mei stom die vandaag over ons land trok, was de Koolmees toch een beetje onrustig op het nest. Ze zit nog niet echt te broeden, maar vertoefde toch een tijd op het nest. Op dit moment heeft ze drie eitjes gelegd. Dat kunnen er 8 tot 10 worden. Ze leggen elke dag een ei. Na het achtste eitje begint ze met het echte broeden.


De Koolmees is toch wat onrustig op het nest tijdens de storm.

Soms waaide het zo hard dat de nestkast iets op en neer schudden. Je kunt goed zien dat de wind tussen de spleet van de voorkant waait en haar veertjes opwaaien. Buiten plenst het en de wind gaat flink te keer. Vogels voelen een storm al een tijdje aankomen voordat het echt begint te stormen. Hoe het kan dat vogels een storm kunnen voorspellen, is niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk voelen sommige vogels infrageluid op. Dat zijn trillingen met zo'n lage frequentie dat ze voor de mens niet te horen zijn. Aan dat infrageluid kunnen vogels een storm horen aankomen die pas een paar dagen later over hun gebied raast.

De koolmees broedt tussen april en juli. Als de mezen bezig zijn met het maken van een nest is dit duidelijk te zien, omdat het vrouwtje af en aan vliegt met takjes en stukjes mos. Vervolgens is het ruim een week rustig nabij het mezennest in de tuin, vanwege het leggen van de eieren. Als het in het voorjaar plotseling weer erg koud wordt wachten mezen met het leggen van eieren. Bij erg koud weer lopen de bomen en struiken niet zo snel uit of stoppen die zelfs met het uitlopen van de knoppen. Zo komen de bomen en struiken ook later in het blad. Later in het blad, is ook later rupsen, en dat is net het voedsel die mezen aan hun jongen voeren. De mezen weten erg goed wat plannen is. Zodra het warm genoeg is begint het blad weer te groeien waarop de mezen beginnen met de eileg. Dan leggen ze elke dag 1 ei. Dit loopt op tot zo’n 8 à 12 eieren en dus evenveel dagen. Het vrouwtje begint met broeden als 8-10 eieren zijn gelegd.

Tijdens het uitbroeden van de eieren verlaat het vrouwtje overdag ongeveer elk uur nest voor een tijdje. Als ze wel op het nest zit, wordt ze regelmatig gevoerd door het mannetje. De broedduur 13-15 dagen. Kuikens worden gevoerd door beide ouders. Als de eieren uitgekomen zijn, dan begint het voeren van de jongen door beide ouders. Je ziet de mezen dan af en aan vliegen met rupsen, spinnen, vlinders en andere insecten. Tijdens de nestduur zullen de mezen circa 5 duizend insecten vangen voor de jongen. Jongen zitten 18-21 dagen op het nest. Nadat ze zijn uitgevlogen, worden de jongen nog 2-3 weken gevoerd.

zaterdag 17 april 2021

De Appelvink (Coccothraustes coccothraustes)

Vanmorgen zag ik een Appelvink man in een boom zitten. Nadat ik er enkele foto's van maakte schakelde in over op videomodus. Deze mooie vogel heb ik andere jaren ook bij mijn fotohut in onze tuin gezien, maar vandaag had hij alle tijd van de wereld om een tijd langer te blijven zitten, waarbij hij wel regelmatig van zitplek wisselden.


De Appelvink (Coccothraustes coccothraustes)

De Appelvink (Coccothraustes coccothraustes) is een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae). Het is de enige vertegenwoordiger van het geslacht Coccothraustes. De appelvink is te herkennen aan zijn typische roep, zijn forse bouw, de witte vleugelvelden en de witte eindband op zijn staart. Het verspreidingsgebied van de appelvink beslaat een groot gedeelte van Europa en Azië. In het grootste deel van het Europese leefgebied is de appelvink een standvogel. Hij leeft in loofbossen, gemengde bossen en parken, waar hij het grootste deel van de dag in de bovenste boomlagen ophoudt.

De Appelvink is een forsgebouwde vinkensoort. Een volwassen vogel heeft een lichaamslengte van 16,5 tot 18 centimeter en een vleugelspanwijdte van 29 tot 33 centimeter. Ter vergelijking; een gewone Vink haalt 15 cm van kop tot staart. Het gewicht varieert van 46 tot 70 gram, waarbij het mannetje gemiddeld iets zwaarder is dan het vrouwtje. De relatief grote kop is oranjebruin met een zwarte kin, keel en teugel. De Appelvink heeft een forse, dikke nek met een grijze nekband. De zware, kegelvormige snavel is metaalachtig donkerblauw in de zomer en wordt hoornkleurig in de winter. De korte poten zijn lichtbruin gekleurd. Op de bovenzijde is het verenkleed donkerbruin op de mantel en wat lichter gekleurd op de stuit en staart. Het uiteinde van de korte, rechthoekige staart heeft een witte eindband. Aan de onderzijde is de appelvink overwegend rossig bruin. De arm- en handpennen van de lange vleugels zijn elk voorzien van een witte vlek in het midden, zodat ze in de vlucht een opvallende witte baan vormen.

De geslachten vertonen slechts weinig seksuele dimorfie. Bij het mannetje is de kop en stuit duidelijk oranjebruin en de onderzijde rossig bruin. Bij het vrouwtje is het verenkleed hier wat valer gekleurd. Ook heeft het vrouwtje minder zwart rond de snavelbasis en zijn de slagpennen grijs gekleurd. Bij het mannetje zijn de slagpennen glanzend zwart.

De appelvink is een schuwe vogel die gewoonlijk bij de minste verstoring wegvliegt. Hij brengt het grootste deel van de dag door in hoge boomkronen, met name tijdens het broedseizoen. De appelvink komt alleen op de grond om te drinken of, in het najaar en de winter, zich te voeden met gevallen zaden. Hierbij blijft hij altijd in de buurt van bomen.

dinsdag 13 april 2021

De Vink (Fringilla coelebs)

De Vinken krijgen zo langzamerhand ook drang om met paarvorming en nestbouw te beginnen. Vinken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. Toch is het vooral hoog Nederland waar vinken het meeste voorkomen. Aan het einde van hun zang laten vinken vaak de bekende 'vinkenslag' horen.


De Vink (Fringilla coelebs)

Het mannetje heeft in broedkleed een blauwgrijs petje, een oranjerode borst en wangen. De staartveren zijn zwart, behalve de (witte) buitenste staartpennen. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtje huismus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Daarmee kun je ook de vrouw het best van een mus onderscheiden.

De Vink broedt tussen midden maart en midden juli en kan twee legsels hebben, hoewel dat eerder uitzondering is dan regel. Mogelijk dat een van die uitzonderingen dit voorjaar van toepassing is. Door het aanhoudende koude weer zal ook hun broedseizoen iets later beginnen. Als de jongen uitkomen moeten er voldoende rupsjes en insecten zijn om de jongen te voeden. En die komen pas als het wat warmer wordt.

Het aantal eieren varieert van 3 tot 5. Broedduur 10-14 dagen. Vinken zijn territoriaal en geen koloniebroeders. Het nest is van mos en gras gemaakt, afgekleed met dierenhaar en veren. Goed verborgen tegen een tak of in een diepe struik. De jongen zitten 12-15 dagen op het nest. Na het uitvliegen blijven ouders en jongen nog 20-35 dagen bij elkaar.

vrijdag 9 april 2021

Zo bouwt de koolmees zijn nest

Koolmezen zijn een van de meest voorkomende broeders in onze tuinen. Menig een heeft een nestkast in de tuin hangen waar de mezen in en uit vliegen. Maar hoe ziet het nest er eigenlijk uit? In deze video kun je zien wat de koolmees zoal gebruikt om een nest te bouwen. Het bestaat voornamelijk uit mos.


Zo bouwt de koolmees zijn nest

De koolmees mannetje is van het vrouwtje te onderscheiden doordat de zwarte streep op de buik veel breder is. De zang van de koolmees is erg variabel, maar vaak is een herkenbaar titituu of tituu te horen. Koolmezen en pimpelmezen zijn holenbroeders en nestelen graag in holtes. Dit kan een holte in een boom zijn, maar een nestkastje voldoet ook prima. Wanneer je een nestkast ophangt is de kans dat een mees zijn nest erin gaat bouwen zeer groot. Vanwege de korte levensduur van de koolmees worden er per broedsel veel eieren gelegd. De koolmees broedt tussen april en juli. Als de mezen bezig zijn met het maken van een nest is dit duidelijk te zien, omdat het vrouwtje af en aan vliegt met takjes en stukjes mos.

Vervolgens is het ruim een week rustig nabij het mezennest in de tuin, vanwege het leggen van de eieren. Als het in het voorjaar plotseling weer erg koud wordt, zoals een week geleden, wachten mezen met het leggen van eieren. Bij erg koud weer lopen de bomen en struiken niet zo snel uit of stoppen die zelfs met het uitlopen van de knoppen. Zo komen de bomen en struiken ook later in het blad. Later in het blad is ook later rupsen, en dat is net het voedsel die mezen aan hun jongen voeren. De mezen weten erg goed wat plannen is. Zodra het warm genoeg is begint het blad weer te groeien waarop de mezen beginnen met de eileg. Dan leggen ze elke dag 1 ei. Dit loopt op tot zo’n 8 à 12 eieren en dus evenveel dagen. Het vrouwtje begint met broeden als 8-10 eieren zijn gelegd.

Tijdens het uitbroeden van de eieren verlaat het vrouwtje overdag ongeveer elk uur nest voor een tijdje. Als ze wel op het nest zit, wordt ze regelmatig gevoerd door het mannetje. De broedduur 13-15 dagen. Kuikens worden gevoerd door beide ouders. Als de eieren uitgekomen zijn, dan begint het voeren van de jongen door beide ouders. Je ziet de mezen dan af en aan vliegen met rupsen, spinnen, vlinders en andere insecten. Tijdens de nestduur zullen de mezen circa 5 duizend insecten vangen voor de jongen. Jongen zitten 18-21 dagen op het nest. Nadat ze zijn uitgevlogen, worden de jongen nog 2-3 weken gevoerd.

donderdag 1 april 2021

De Groenling (Chloris chloris)

De Groenling (Chloris chloris) is een zangvogel van de familie der vinkachtigen (Fringillidae). Een groenling is ongeveer 15 centimeter lang. Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich herkennen aan allerlei tinten groen in hun verenkleed. Het mannetje is olijfgroen van kleur, vooral op de stuit. De rug heeft een bruine tint en de onderzijde is meer geelachtig. De randen van de vleugel en de meeste staartpennen zijn aan de basis helder geel. De dikke snavel is bijna wit en de poten zijn vleeskleurig. Het wijfje is minder intensief van kleur, zij is meer grijsgroen en haar geel in de veren is veel valer. De juveniel is grijzer dan vrouwtje en de buikzone is meer gestreept.


De Groenling (Chloris chloris)

Het lied van de groenling zit vol rollers en rinkelende belletjes. Hij sluit het lied vaak met een sneer af; 'tsjwèèè'. De groenling heeft twee typische zangvormen waarvan de sneer een agressiezang is naar rivaliserende mannetjes toe. Het andere type is een serie afwisselende hoge en lage tonen die warm klinken. Deze zang heeft een sociale functie en is vaak in groepen te horen. Deze twee types kunnen door elkaar gehoord worden maar ook los van elkaar. Een zingende groenling zit niet altijd stil op een takje zoals de meeste zangvogels. Deze vogel heeft echt een baltsvlucht en zingt terwijl die slalommend door de lucht vliegt. Hij imponeert met de zang én de vlucht om zo kenbaar te maken dat hij de baas is.

De Groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil en wordt deze opgegeten.

De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen; als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil en wordt deze opgegeten.

dinsdag 30 maart 2021

De Gaai (Garrulus glandarius)

De gaai (Garrulus glandarius), die vroeger als Vlaamse gaai door het leven ging, wordt ook 'schreeuwekster' genoemd. Het is een opvallend gekleurde kraaiachtige die een onmiskenbaar krassend geluid produceert. Maar het is ook een goede imitator. Een van de bekendste imitaties is de roep van een Buizerd, die de Gaai gebruikt om predatoren uit de buurt van hun nest te houden. Gaaien hebben in het bos de functie van indringer-alarm; veel dieren reageren op hun alarmroep en verbergen zich.


De Gaai (Garrulus glandarius)

De gaai is 32 tot 35 cm lang. De nominaatvorm van de vogel, die onder andere in de Benelux voorkomt, is overwegend grijsbruin met een roze tint. De keel, onderbuik, anaalstreek, de stuit en een gedeelte van de handpennen zijn wit. Kenmerkend zijn een brede zwarte snorstreep en een blauw vleugelveld dat bestaat uit lichtblauwe veertjes met daarin een fijne, zwarte bandering. De vogel kan bij opwinding de kruinveren opzetten, deze zijn afwisselend licht van kleur met zwart.

Gaaien broeden in bossen, kleinschalig boerenland en in parken en tuinen in de stad of dorp. Daar zoeken ze ook hun voedsel. Waar loofbomen als eik en beuk aanwezig zijn, kunnen gaaien worden gevonden. De gaai was vroeger een uitgesproken bosvogel, maar ondanks schuw gedrag steeds vaker in de stad te zien. Ontbreekt alleen in gebieden zonder bomen.

Voedsel vindt de gaai in bomen en struiken, in de lucht en op de grond; het betreft een breed spectrum van dierlijk en plantaardig dieet: insecten en ongewervelden (waaronder veel plaagdieren), eikels, beukennootjes, hazelnoten en andere zaden en noten, vruchten als bramen, kersen, frambozen en lijsterbessen. Ook kleine of jonge zangvogels en eieren behoren tot het dieet, evenals kleine knaagdieren. Met de sterke snavel hakt de gaai gaten in harde omhulsels als slakkenhuizen, notendoppen en eierschalen en doorwoelt hij bodem, dierenpoep en menselijk afval.

De eik is afhankelijk van de gaai voor het verspreiden van eikels: de gaai vervoert ze in zijn keel en tussen zijn snavel naar plaatsen met een zachte ondergrond, waarna hij ze in de aarde duwt. Zo legt hij een wintervoorraad aan. Hij vergeet alleen een aantal plekjes. Wat niet teruggevonden wordt, kan uitgroeien tot een nieuwe eik. Om deze reden wordt de gaai ook wel 'de grootste bosbouwer' genoemd. De Duitse naam voor de gaai (Eichelhäher) typeert het gedrag. De wetenschappelijke naam Garrulus glandarius valt vrij te vertalen als voortdurend krassende eikelzoeker.

zondag 28 maart 2021

Zo hakt een Koolmees een zaadje stuk

Omdat vogels geen tanden en kiezen hebben hakken ze grote zaden in kleine stukjes voordat ze die opeten. Een Koolmees klemt een zaadje tussen beide pootjes en hakt er stevig op los.


Zo hakt een Koolmees een zaadje stuk

Mezen zijn dol op zonnebloempitten. Behalve dat ze de pitten lekker vinden zijn ze ook voedzaam. Zonnebloempitten zijn rijk aan oliën en eiwitten en zijn een mooi natuurlijk strooivoer voor tuinvogels. Bijna alle vogels eten graag zonnebloempitten omdat ze rijk van smaak zijn. Tevens zijn zonnebloempitten rijk aan energie en hebben een hoog caloriegehalte.

vrijdag 26 februari 2021

Rabatten snoeiwerk langs de Groote Beerze

Van de week heb ik video-opnames gemaakt voor Waterschap De Dommel. Mij werd gevraagd om de gehele herinrichting van de Groote Beerze op video en foto vast te leggen. Project “Herinrichting Beekdal Groote Beerze, traject 1” wordt dit jaar doorgevoerd. Het betreft het traject vanaf de weg Netersel / Casteren tot aan het einde van Natuurgebied Grijze Steen. Hier al enkele foto's die ik tijdens de video-opnames maakte.


Video: Rabatten snoeien - Groote Beerze Netersel / Casteren

Met de het snoeien van de rabatten langs de Groote Beerze tussen Netersel en Casteren is eerste fase van de herinrichting van de Groote Beerze (traject 1) al begonnen. De herinrichting wordt gedaan door Waterschap de Dommel en Brabants Landschap. Het snoeien binnen het rabatten gebied komt voor rekening van Brabants Landschap, die daar eigenaar van is. Het stroomgebied komt voor rekening van het Waterschap.

Punt 5 van de werkzaamheden is het aanbrengen gronddammen in rabatten. Als voorbereiding daarop moeten de rabatten eerst uitgesnoeid worden. De waardevolle bomen krijgen de ruimte, terwijl struiken worden weggehaald. Dit moet voor 15 maart klaar zijn daar dan het wettige broedseizoen begint. Alles wat op die datum niet klaar is moet wachten tot na het broedseizoen, wat als nadeel heeft dat de struiken dan ook volop in blad staan.

Het project “Herinrichting Beekdal Groote Beerze, traject 1” wordt uitgevoerd door Waterschap De Dommel. Het ontwerp is in samenwerking met de gemeente Bladel, gemeente Oirschot, ZLTO, Brabants Landschap, provincie Noord-Brabant en particuliere grondeigenaren tot stand gekomen. Deze partijen staan achter de herinrichting van het plangebied zoals beschreven in dit Projectplan en hebben gezamenlijk afspraken gemaakt voor ontwerp, uitvoering en beheer van het gebied.

Het uiteindelijke doel is het bergen van water tijdens en na extreme regenval, en het langer vasthouden van het water zodat het water niet weg stroomt richting de grote rivieren en de Noordzee, maar de kans krijgt om in de grond weg te zakken. Zo wordt de verdroging aangepakt.

Rabatten zijn langwerpige ophogingen die gelegen zijn tussen greppels. De grond die uit de greppels afkomstig is wordt gebruikt om het rabat mee op te hogen. De methode wordt in de bosbouw toegepast om droge stroken te verkrijgen waarop dan de bomen geplant worden. De greppels dienen ter ontwatering. Rabatten zijn maar enkele meters breed doch kunnen tientallen meters lang zijn, er liggen dan ook meestal vele greppels naast elkaar in een op rabatten aangelegd bos. Rabatten werden aangelegd op zeer natte, moerasachtige bodems maar ook op wat drogere grond.

Met dank aan:
Waterschap de Dommel https://www.dommel.nl
Brabants Landschap http://www.brabantslandschap.nl
Michiels Verhuur- en Loonbedrijf https://www.jmichiels.nl

dinsdag 9 februari 2021

Winterlandschap op de Neterselse Heide

In de nacht van de afgelopen zaterdag op zondag begon de winter in Nederland dan toch echt. Deze keer ging het ook in het zuiden sneeuwen. Dat leverde plaatselijk een laag van 15 cm. Door de sterke noordoosten wind, gepaard met stuifsneeuw, ontstonden er sneeuwduinen. op de plaatsen waar de wind gebroken werd door de begroeiing werd dat beperkt tot lichte golvingen in het sneeuwtapijt. Vanmorgen was het na twee dagen met bewolking en sneeuwbuien, eindelijk helder weer. Het werd wel koud. Tegen de ochtend was het in de Brabantse Kempen op veel plaatsen -10°. Met de zon er bij was het wel te dragen. Eindelijk konden we van een witte landschap genieten.


Video: Winterlandschap op de Neterselse Heide (de video is later in 4K Ultra HD te zien. Youtube is de resolutie nog aan het verwerken.)

Temperaturen van lager dan -10 graden worden strenge vorst genoemd, beneden -15 graden zeer strenge vorst. Hoe kan het zo koud worden in ons land? De laagste temperatuur in Nederland ooit gemeten is -27,4 graden. Dit record staat op naam van Winterswijk en werd gevestigd op 27 januari 1942. Ook deze eeuw kelderde de temperatuur een keer onder -20 graden. Dit was op de vroege ochtend van 4 februari 2012, de koudste dag van deze eeuw. Op beide genoemde dagen lag er een dikke laag sneeuw, lokaal meer dan 15 centimeter, waardoor deze extreem lage temperaturen mogelijk waren.

Zonder sneeuw komt het in Nederland zelden tot strenge vorst, maar met een sneeuwdek gaat dit veel makkelijker. Soms zakt het kwik dus zelfs onder -20 graden. Normaal gesproken warmt het overdag op door de inkomende zonnestralen, 's nachts koelt het af. In de weerkunde wordt dit ook wel de dagelijkse gang genoemd: de temperatuur varieert door inkomende straling van de zon en uitstraling tijdens de duisternis. In een nacht zonder sneeuwdek, bij helder en vrijwel windstil weer daalt de temperatuur in de avond snel, maar de daling vlakt in de nacht af. Dat komt doordat er later in de nacht vanuit de grond warmte wordt aangevoerd. Een sneeuwdek heeft een isolerende werking, in die zin dat het de aanvoer van de bodemwarmte tegenhoudt. Dat komt doordat een sneeuwlaag veel lucht bevat. Daarnaast reflecteert het sneeuwdek overdag het zonlicht waardoor het nauwelijks warmte opneemt en straalt sneeuw in de nacht juist veel kou af.

Voor een nacht met strenge tot zeer strenge vorst zijn er naast een sneeuwdek ook een heldere hemel en weinig wind nodig. Bij bewolking en wind in de nachtelijke uren aanwezig wordt de vorst juist getemperd. Want wind zorgt voor menging van de luchtlagen en bewolking werkt in de nacht juist als een deken zodat de afkoeling wordt tegengegaan.

De Neterselse Heide is eigendom van Brabants Landschap. Het gebied is gelegen ten noorden van Netersel en is 229 ha groot. Het gedeelte waar deze video is opgenomen grenst aan Witvensberg. Nu een straat aan de rand van Netersel, maar vroeger een stuk natuur waar de jeugd uit het dorp voor de eerst kennis maakte met de natuur. De Neterselse Heide was toen nog en echt heidegebied, met dop en struikheide, die op kalen heidegrond groeide. Tussen de planten zag je het grijze arme heidezand. Nu vindt men er droge, maar vooral ook natte heide. Moeraswolfsklauw, beenbreek en klokjesgentiaan komen er voor, evenals witte snavelbies en zonnedauw. Deze zeldzame planten worden bedreigd door het in overvloeden aanwezige Pijpestrootje. Deze grassoort groeit weeldig door de hoge stikstof die zowel in het grondwater het gebied in komt, als van neerdalende stikstof (ammoniak) die met de wind meegevoerd wordt en neer slaat in het gebied, vooral als het regent.

zaterdag 23 januari 2021

Hoog water door stuw in Belevensche Loop

Het waterpijl in de beken en vennen begint langzaam z'n normale hoogte te bereiken. Het heeft de laatste tijd ook veel geregend. De Waterschappen hebben de stuwen hoog staan om het water lang vast te houden en zo de kans te geven om in de grond te trekken en niet snel naar de Noordzee te laten stromen.


De Belevensche Loop is een van de bronbeken van het riviertje de Reusel. Het Hoevensche Loopje mondt uit in de Belevenvensche Loop, waarna het beekje de Reusel heet. De Reusel is een beekje dat ontspringt in het zuidwesten van Reusel dat stroomt via Reusel en Lage Mierde door Landgoed De Utrecht en vervolgens langs Baarschot en Diessen onder het Wilhelminakanaal door naar Moergestel waarna zij net ten zuiden van Oisterwijk overgaat in de Achterste Stroom.

De Belevensche Loop stroomt in z'n geheel door de zandgronden van de Kempen. Omdat de Kempen op een horst gelegen zijn, ligt de bron op de voor Noord-Brabant aanzienlijke hoogte van 30-31 meter boven NAP. De lengte van de beek is ongeveer 3 kilometer.

maandag 11 januari 2021

De Neterselse Heide in Winterse sferen

Eindelijk was het zover. Bij het ontwaken van de dag was het zaterdag 2 januari wit. Het had 's nachts 4 graden gevroren. Omdat de luchtvochtigheid 's nachts nog erg hoog was werden we 's morgens getrakteerd op een echt winters landschap, vooral omdat de zon zo fel op de ontstane rijp scheen.


De Neterselse Heide was mijn speeltuin tijdens mijn jeugd. Ik ben daar 1250 meter hemelsbreed vandaan geboren. Vanmorgen maakte ik met de mountainbike een rondje over een deel van dit natuurgebied. De opnames zijn gemaakt met een GoPro Hero 9, die voor op het frame was bevestigd.

De Neterselse Heide is in 2004 door de gemeente voor € 1 verkocht aan Brabants Landschap. Het gebied is gelegen ten noorden van Netersel en is 229 ha groot. Op de Neterselse Heide vindt men droge, maar vooral ook natte heide. Moeraswolfsklauw, beenbreek en klokjesgentiaan komen er voor, evenals witte snavelbies en zonnedauw. Van de vogels kunnen blauwe kiekendief, boomleeuwerik en roodborsttapuit worden genoemd. Een zeldzaam bostype is het dophei-berkenbroek. Dit bestaat uit open begroeiing van zachte berk op zure, voedselarme natte bodem. Het bos groeit traag en de bomen worden niet hoger dan 5 à 10 meter. De begroeiing bestaat uit dopheide, gagel, veenmossen en bulthaarmos. Op de natte zure en voedselarme bodems komt vegetatie van het Dopheideverbond voor. Karakteristieke soorten zijn hier Dopheide, Pijpestrootje, Trekrus, Veenbies en Veenpluis. Dit vegetatietype is vaak vergrast met Pijpestrootje.

Als gevolg van een verminderde toestroming van grondwater in Neterselse heide ontstaat verzuring. Deze ligt diep en heeft daardoor een ontwaterende werking. Zowel Mispeleindse en Neterselse Heide en Landschotse Heide grenzen aan landbouwgebied. Vooral de zuidelijke gelegen landbouwgebieden zijn van nature de wat hoger gelegen water voedingsgebieden. Door een combinatie van factoren (grondwaterstandsdaling, eutrofiëring, successie) zal heide vergrassen.

zaterdag 9 januari 2021

De Zwarte specht

De Zwarte specht kwam vorig broedseizoen onverwacht in beeld. Op een vroege ochtend hoorde ik de vlucht-roep van de Zwarte specht. Zwarte spechten laten zich het hele jaar door horen. Er zijn verschillende roepen. Zo is er een vlucht-roep, een contact-roep, een alarm-roep en een monotone lach (minder uitbundig dan bij Groene Specht). Op dat zelfde moment zag ik de specht overvliegen. Deze grote zwarte vogel vloog in de richting waar ik enkele dagen eerder een grote holte in een populier had gezien. Ik kon nog net zien dat de specht tegen die zelfde boom lande. Nadat ik mij zeer voorzichtig die richting had bewogen en mij met een camouflagedoek verborgen had, kon ik beginnen met de opnames.


De Zwarte specht is een geheimzinnige bosvogel met een teruggetrokken levenswijze. Kan elk jaar een nieuw nest uithakken in dikke loofbomen. Zo biedt de zwarte specht holten voor bosuilen, boommarters en vele andere soorten. Ze zijn schuw en vliegen snel weg zodra ze een mens waarnemen, of blijven uit het zicht aan de andere kant van de boom. De roffel van de zwarte specht is langzamer, langer en zwaarder dan de grote bonte specht, als een mitrailleur. Zwarte spechten komen in Nederland het meest voor in uitgestrekte naaldbossen, afgewisseld door beukenlanen en -percelen. Ze hakken hun nestholte vooral uit in dikke beuken. Zwarte spechten foerageren graag in jong naaldhout op mieren (vooral houtmieren) en eten ook larven van in dood hout levende kevers.

woensdag 6 januari 2021

De Grote bonte specht

Tijdens het broedseizoen van het vorige jaar filmde ik een koppel Grote bonte spechten die jonge kuikentjes in het nest hadden. Ze volgen onafgebroken op en af met rupsjes en insecten om hun hongerige nakomelingen te voeden.


De Grote bonte specht is de meest algemene specht van Nederland. Zowel mannetje als vrouwtje roffelt op takken met een korte snelle roffel om territorium en paarband te versterken. Grote bonte spechten hakken in bomen een nestholte uit met een rond gat. Ze hebben een voorkeur voor zachte houtsoorten, zoals berken. In tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden is de grote bonte specht een relatief kleine spechtensoort. Een volwassen exemplaar meet doorgaans 20 tot 24 centimeter en weegt 60 tot 110 gram. De vleugelspanwijdte bedraagt 34 tot 39 centimeter. In tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden is de grote bonte specht een relatief kleine spechtensoort.

Het uithakken van een nestholte duurt gemiddeld 14-25 dagen. Zowel het mannetje als het vrouwtje hakken de langwerpige holte uit. De nestopening is ongeveer 5,5 cm breed en die leidt naar een ronde nestholte die 20-30 cm diep ligt en zo’n 12-15 cm breed is. Hetzelfde gat wordt vaak meerdere jaren na elkaar gebruikt. In de nestholte worden de eieren gewoon op het hout gelegd. Eveneens wordt er gebruik gemaakt van nestkasten. Overigens worden veel nestkasten ook zwaar beschadigd door het hakken rond het vlieggat. Dit wordt ook gedaan om bij de jonge vogels en/of de eieren te komen die uit het nest worden geroofd.

dinsdag 5 januari 2021

Pimpelmees in de vrije natuur

De meeste van ons kennen de Pimpelmees als bezoeker in onze tuinen. Ze leggen hun eitjes in een nestkast die wij voor ze ophangen. Maar hoe doen de Pimpelmezen dat in de vrije natuur? Gedurende het broedseizoen van het afgelopen jaar kwam ik ze op drie verschillende plaatsen tegen, in drie verschillende situaties.


De Pimpelmees is de eerste in de video, koos de kern van een weggerotte boomstronk van een Els. De meesjes vliegen zo snel in en uit het nest dat ze bijna niet opvallen.

De tweede situatie toon het in en uitvliegen door een spleet die toegang geeft naar het nest in een dode Wilg. De meesjes hadden al jongen. Ze vlogen onophoudelijk op en neer om de hongerige jong in het nest te voeden met wormpjes. Bij het verlaten van het nest namen ze regelmatig de uitwerpselen van de jongen mee om zo het nest schoon te houden.

Bij de derde situatie wordt gebruik gemaakt van een holte onder aan een wilg waar de boombast van is kapot geraakt. Waarschijnlijk is tijdens het maaien met een trekker de boom geraakt en beschadigd. Ook hier vlogen de meesjes onophoudelijk heen en neer om de hongerige jong in het nest te voeden met wormpjes. Bij het verlaten van het nest namen ze regelmatig de uitwerpselen van de jongen mee om zo het nest schoon te houden. Het nest zat verstopt onder in een uitgerot stuk boomschors van een zomereik.