dinsdag 19 december 2017

De Belevenscheloop (video)

De Belevenscheloop is een klein beekje dat ontspringt in de omgeving van het natuurgebied 'Beleven', ten westen van het Noord Brabantse Reusel, een grensdorp met het Belgische Arendonk.


Deze video bevat commentaar door ondertiteling in te schakelen (zie rechts onder in YouTube player ).

De beek is een van de bron-beken van het beekje de Reusel. Het Hoevensche loopje mondt weer uit in de Belevenvenscheloop, waarna het beekje de 'Reusel' heet. Het landschap rondom de beek is afwisselend met bos en akkers net zoals de rest van de streek waarin de beek is gelegen, de Kempen.

In de bovenloop van het beekje vindt men het natuurgebied Beleven. Verderop is het dorp Reusel gelegen. De beek stroomt in z'n geheel door de zandgronden van de Kempen. Omdat de Kempen op een horst gelegen zijn, ligt de bron op de voor Noord-Brabant aanzienlijke hoogte van 30-31 meter boven NAP. De lengte van de beek is ongeveer 3 kilometer.

dinsdag 12 december 2017

Een winters Beleven en Belevenscheloop

Natuurgebied Beleven en de Belevenscheloop liggen er de laatste drie dagen winters bij. Ondanks de lichte dooi blijft de sneeuw goed liggen. De bewolking blijft maar aanhouden, waardoor het niet alleen koud is, maar het ziet er ook koud en guur uit.


Deze video bevat commentaar door ondertiteling in te schakelen (zie rechts onder in YouTube player).

Hoewel het veel ongemakken veroorzaakt, heeft de eerste sneeuw van de winter toch iets aantrekkelijks. Het landschap tooit door de sneeuwdeken smetteloos mooi.

Het natuurgebied Beleven en de Belevenscheloop zijn gelegen op de Belevensche Heide. Het gebied is een van de natuurgebieden die Brabants Landschap in bezit heeft.

zondag 10 september 2017

Wespenspin vangt een langpootmug

Tijdens een opname van een Wespenspin vloog er plots een langpootmug in de val. Einde verhaal voor de mug, die direct in spinrag werd vastgezet en met een paar flinke beten gif geïnjecteerd kreeg.

De langpootmug raakte verstrikt in het web van de Wespenspin.

De Wespenspin hangt altijd ondersteboven in het wielweb, dat te herkennen is aan de twee extra zigzag matjes die straalsgewijs vanuit het centrum zijn aangebracht. Deze worden het stabiliment genoemd. De exacte functie hiervan is niet precies bekend; zo zouden de witte banden insecten aantrekken door uv-licht te weerkaatsen, ook is geopperd dat door het stabiliment het web zichtbaarder is voor grotere landdieren, die er minder snel doorheen lopen en het web vernielen. Het stevige web kost de spin meer moeite om te bouwen dan soorten zonder stabiliment. Als een te zware prooi in het web terechtkomt, bijt de spin snel de draden door zodat de prooi niet het hele web vernielt. Het web wordt vanwege de voorkeur voor sprinkhanen dicht boven de grond tussen grashalmen en stengels gespannen.

De Wespenspin richt zich vooral op springende en laagvliegende prooien zoals sprinkhanen, libellen en kevers, die tussen de grassen leven. Prooien die zijn aangetroffen in het web zijn onder andere de sprinkhaansoorten negertje (Omocestus rufipes), het gewoon doorntje (Tetrix undulata) en de moerassprinkhaan (Stetophyma grossum). Libellensoorten zijn de bandheidelibel (Sympetrum pedemontanum) en koraaljuffer(Ceriagron tenellum). Deze dieren zijn ook wat groter, andere spinnen vangen liever wat kleinere prooien als vliegen en muggen, maar langpootmuggen die in het web komen laat de Wespenspin niet onberoerd.

woensdag 30 augustus 2017

De Kruisspin (Araneus diadematus)

De kruisspin (Araneus diadematus) is een middelgrote spin die behoort tot de familie wielwebspinnen (Araneidae). De kruisspin is in tegenstelling tot veel andere spinnen geen schuwe soort, maar eentje die vaak midden in het web zit en moeilijk over het hoofd is te zien. De vrouwelijke kruisspin wordt ook relatief groot, tot zo'n 17 millimeter. De naam is te danken aan de op een kruis gelijkend patroon op het achterlijf dat bestaat uit een groepje lichtere tot witte vlekjes die afsteken tegen de donkerbruine tot gele achtergrondkleur.


De kruisspin bouwt het verticaal hangende web op enige hoogte en vangt voornamelijk vliegende insecten. De spin wordt zelf gegeten door insecteneters zoals vogels. De levenscyclus is tweejarig; de paring vindt plaats in de herfst en de eitjes overwinteren. In de lente komen ze uit en pas het volgende jaar worden de spinnen volwassen.

maandag 28 augustus 2017

Video: Vlinders op de distelbloem

Het is nog niet zo lang geleden dar boeren verplicht waren om distels te vernietigen als die op hun akkers aangetroffen werden. Gelukkig is daar verandering in gekomen. De akkerdistel (Cirsium arvense) is de in Nederland meest voorkomende vederdistel. De Akkerdistel (Cirsium arvense) bloeit van Juni t/m september. Distels trekken veel insecten aan, zoals honingbijen, zweefvliegen, vlinders, maar ook de hoornaar (ook paardenwesp genoemd). Maar ook vogels vinden er zaadjes, zoals de Distelvink, of Putter.

De stengel van deze 60-120 cm hoge plant is niet of nauwelijks gevleugeld, en niet sterk vertakt. De stengel is in het bovenste deel niet gevleugeld. De plant heeft meestal meer dan vier bloemhoofdjes. De stengel groeit vanuit een wortelstok. De aan de bovenzijde donkergroene bladeren kunnen aan de onderzijde zilverig wit zijn. Aan de bovenzijde zijn ze kaal en glanzend. De lancetvormige bladeren zijn gestekeld, en of veerspletig en gekroesd, of plat en ongedeeld. De bloemhoofdjes zijn langgesteeld in schermvormige pluimen, al is het schermvormige hiervan niet altijd even goed te herkennen. De bloemhoofdjes bloeien in een lichtpaarse, soms bijna witte kleur van juni tot en met september. De plant is vaak tweehuizig, waarbij de mannelijke bloemhoofdjes iets groter zijn dan de vrouwelijke bloemhoofdjes. Het haar van de pappus is evenals bij andere vederdistels geveerd, dat wil zeggen van zijhaartjes voorzien. Hiervoor is wel een sterke loep nodig. De omwindselbladen van het bloemhoofdje zijn afstaand maar niet teruggeslagen.


De distelvlinder (Vanessa cardui) is in Nederland en België vooral bekend als trekvlinder die in sterk wisselende aantallen passeert en de Nederlandstalige als de wetenschappelijke naam van het geslacht dankt aan de waardplanten van de distelvlinder, de distels (Carduus). De distelvlinder gebruikt vooral soorten vederdistel (Cirsium) als waardplant, met een voorkeur voor akkerdistel, kale jonker en speerdistel. Maar ook vele andere planten zoals klit (Arctium), alsem (Artemisia), bernagie (Borago officinalis)[1], slangenkruid (Echium vulgare), zonnebloem (Helianthus), en brandnetel (Urtica) worden gebruikt.

De kleine vos (Aglais urticae) is een vlinder uit de familie Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders. De kleine vos heeft een voorvleugellengte van 22 tot 25 millimeter. De basiskleur van de bovenkant van de vleugels is oranje. Langs de voorrand (costa) van de voorvleugel loopt een band van afwisselend gele en zwarte vlekken, die bij de vleugelpunt (apex) wordt afgesloten met een witte vlek. Ook in het middenveld bevindt zich nog een zwarte vlek geflankeerd door een gele vlek en twee zwarte stippen. De vleugelbasis van de achtervleugel is zwartbruin. Bij de voorrand van de vleugel loopt het oranje over in geel. Langs de vleugelranden loopt een rand met aan de binnenkant blauwe maanvormige vlekjes die zwartomrand zijn. De franje is geblokt. Zowel de voorvleugel als de achtervleugel heeft een uitstulpinkje.

De dagpauwoog (Aglais io) is een middelgrote vlinder uit de familie Nymphalidae en de onderfamilie aurelia's (Nymphalinae). De dagpauwoog is een vrij grote vlinder die een vleugelspanwijdte of vlucht van 50 tot 60 millimeter bereikt. Net als bij andere vlinders bestaat het lichaam uit drie delen en beschikt het dier over twee paar vleugels en drie paar poten. De soort is gemakkelijk te herkennen aan een combinatie van bepaalde lichaamskenmerken zoals de aanhangsels van de kop, de kleur van de vleugels en de vorm van de poten.

Het landkaartje (Araschnia levana) is een dagvlinder uit de familie Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders. De onderkant van de vleugels is een netwerk van lijnen en daar dankt deze vlinder zijn naam aan. Bijzonder aan deze vlinder is dat er twee vormen zijn. De eerste generatie in het voorjaar is oranjerood met zwarte vlekken terwijl de zomergeneratie zwart is met een witte band en rood-oranje streepjes op de bovenvleugel. De voorjaarsgeneratie is met een voorvleugellengte van 16 tot 18 millimeter ook kleiner dan de zomergeneratie met 17 tot 21 millimeter. Door het aderwerk op de onderzijde kan de zomervorm niet verward worden met andere vlinders zoals de kleine ijsvogelvlinder of de voorjaarsvorm met parelmoervlinders. De verschillende vormen had Carolus Linnaeus in 1758 als twee verschillende soorten beschreven. De voorjaarsvorm als Papilio levana en de zomervorm als Papilio prorsa. Het seizoendimorfisme wordt veroorzaakt door de diapauze die de overwinterende poppen van de voorjaarsvorm ondergaan.

Het klein koolwitje of knollenwitje (Pieris rapae) is een dagvlinder uit de familie witjes (Pieridae). De vleugel heeft een lengte van 21 tot 27 millimeter en is gesierd met enkele zwarte vlekken. Op de onderzijde zit een groene bestuiving. Zowel de vrouwtjes als de mannetjes hebben een donkere tip aan de bovenkant van de voorvleugel, die recht is afgesneden. Bij het mannetje zit daaronder nog één stip en bij het vrouwtje nog twee stippen. Bij de tweede en volgende generaties zijn de stippen iets donkerder van kleur.

De citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) is een dagvlinder uit de familie Pieridae, de witjes en luzernevlinders. De spanwijdte is tot 55 millimeter, de mannetjes zijn meer geel, de vrouwtjes meer groen van kleur maar dit is in het veld niet altijd even eenvoudig te zien. Ze vallen zowel in vlucht als bij bezoek aan bloemen goed op. De vrouwtjes zijn ook veel bleker van kleur en worden soms verward met de witjes. Beide vlinders (mannetje-vrouwtje) zijn te herkennen aan een oranje stip op iedere vleugelpunt.

De vlinder is uitstekend gecamoufleerd en het hele lichaam is hierop aangepast. De onregelmatige oranjebruine vlekjes lijken sprekend op de brandgaatjes in bladeren. De vleugeladering is lichter en duidelijk te zien en lijkt op de nerven van een blad. De donkere uiteinden van de adering op de vleugelrand lijkt op de bladrand en zelfs kleine stekeltjes worden nagebootst. De citroenvlinder heeft geen oogvlekken of andere schrikkleuren aan de boven (binnen)zijde van de vleugels, en vouwt deze in rust nooit open, zodat hij perfect lijkt op een blad.

zaterdag 26 augustus 2017

De Neterselsche Heide

De Neterselsche Heide, gelegen tussen Netersel en Westelbeers, kent naast de mooie heide ook prachtige berkenbossen. Een bos van berken op hoogveen, die je nog maar zelden tegen komt in ons land. Hier komt het op een grote oppervlakte voor. Op de bodem groeien zachte kussens van veenmossen. Het gebied staat plaatselijk bekent om de mooie paarse heide, maar heeft het moeilijk door het snel groeiende pijpenstrootje dat de overhand dreigt te krijgen.

woensdag 26 juli 2017

Apache's op Vliegbasis Gilze-Rijen

Na mijn bezoek aan Eindhoven Airport, waar het militaire deel Vliegbasis Eindhoven heet, ben ik vanmorgen aan Vliegbasis Gilze-Rijen gevechtshelikopters en vrachthelikopters gaan fotograferen. S'morgens werd eerst de Boeing AH-64D Apache warmgedraaid en werden er vluchten mee gemaakt. Een tijdje later werd de grote Boeing CH-47D/F Chinook helikopter met z'n dubbel propellers opgestart. Toestellen van rept. 26 miljoen dollar voor de Apache (in 1976) en 32 miljoen dollar voor de Chinook.

Apache vertrekt van Vliegbasis Gilze-Rijen.


Vliegbasis Gilze-Rijen is een militair vliegveld dat gebruikt wordt door de Koninklijke Luchtmacht. Vliegbasis Gilze-Rijen is nu de thuisbasis van het Defensie Helikopter Commando (DHC). De AH-64D Longbow Apache is een vanaf 1997 door de firma Boeing Defense & Space Industries herziene opgewaardeerde versie van de AH-64A. De belangrijkste verschillen zijn hierbij de toegevoegde Fire Control Radar (FCR), het doelaanwijzingsysteem, de Longbow Hellfire II lucht-grond raketten, sterkere T700-GE-701C motoren en een compleet aangepaste geïntegreerde cockpit. De 30 geleverde Nederlandse AH-64D Apaches zijn niet van het Longbow type en hebben dus ook geen Fire Control Radar op de rotorkop, verder hebben ze wel alle vernieuwingen en daarom noemen ze hem ook wel de " Radarless Longbow ". Ze werden geleverd in de periode 1998-2002 en hebben de registraties Q-01 t/m Q-30. De Q-15 en de Q-20 ontbreken in deze serie omdat beide helikopters zijn verongelukt. 25 zijn ingedeeld in het Defensie Helikopter Commando (DHC) van het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en vliegen vanaf de Vliegbasis Gilze-Rijen bij het 301 Apache Squadron - "The Redskins".

In 1998 en 1999 hebben Nederlandse AH-64 Apaches deelgenomen aan de Stabilization Force (SFOR) in voormalig Joegoslavië. In 2001 werden Apaches gelegerd in Djibouti om luchtsteun te geven aan Nederlandse mariniers van de UNMEE-vredesmacht in Ethiopië. In de periode van april 2004 tot april 2005 zijn Apaches ingezet in Irak en in Afghanistan (Waar de Q-20 verongelukte.) Vanaf april 2006 zijn opnieuw Apaches ingezet in Afghanistan, Kandahar t.bv. ondersteuning van de ISAF troepenmacht en vanaf oktober 2006 werden Apaches gelegerd op Kamp Holland bij het stadje Tarin Kowt in Uruzgan. De Q-01 veroorzaakte bij een oefenvlucht in december 2007 een draadaanvaring met een hoogspanningsleiding over de rivier de Waal. Hierdoor kwam de regio Bommelerwaard voor enkele dagen grotendeels zonder stroom te zitten. Het toestel raakte zwaar beschadigd maar kon een gecontroleerde noodlanding maken. Sinds mei 2014 vliegen 4 Apaches in Mali ten behoeve van de VN missie MINUSMA. Op 17 maart 2015 verongelukte de Q-15 tijdens een schietoefening in Mali. De twee bemanningsleden kwamen daarbij om het leven.

donderdag 15 juni 2017

Paringswiel van de Bruine Korenbout

Vanmiddag trof in in Netersel bij een van de stuwen in de Groote Beerze, behalve enkele mannetjes, ook weer drie koppeltjes van de zeldzame Bruine Korenbout. Behalve foto's heb ik ook een video opname kunnen maken.

De Bruine Korenbout heeft een andere paringswiel houding als de Azuurwaterjuffer.

De Bruine korenbout is in Nederland vrij zeldzaam. Op plekken waar die voorkomt is die echter wel vaak in grote aantallen aanwezig. De Bruine korenbout kun je aantreffen in laagveengebieden en langs enkele langzaam stromende beekjes, rivieren of kanalen.

Wereldwijd zijn ongeveer 5858 soorten beschreven, waarvan de meeste voorkomen in warmere gebieden. In Europa komen 150 libellensoorten voor. In België komen 69 soorten voor. In Nederland zijn 71 soorten aangetroffen, waarvan 66 als inheems worden beschouwd, een als zwerver en vier als verdwenen. In België en Nederland samen komt het aantal op 74 (vijf Nederlandse soorten komen niet in België voor, drie Belgische soorten komen niet in Nederland voor). De soorten staan opgesomd bij de juffers en echte libellen.

Het lange achterlijf bestaat uit tien segmenten en is zeer buigzaam. Dit is noodzakelijk voor de paring die in een paringswiel plaatsvindt. Het achterlijf heeft een stabiliserende functie en wordt gebruikt bij het sturen. De aanhangsels van het achterlijf worden door het mannetje gebruikt als een soort tang waarmee hij het vrouwtje tijdens de paring vastgrijpt.

woensdag 14 juni 2017

Paringswiel van de Azuurwaterjuffer

Libellen, waaronder de Azuurwaterjuffers, nemen tijdens de paring een hartvormige houding aan die paringswiel of paringsrad wordt genoemd. Vanmiddag was ik in de gelegenheid om daar foto- en video-opnames van te maken. Het speelden zich allemaal af aan de oever van de vijver, op korte afstand van het beekje de Reusel die door Landgoed Wellenseind stroomt.

Het Paringswiel van de Azuurwaterjuffer is de houding tijdens het bevruchten.

Vóór de paring brengt het mannetje zijn sperma over naar zijn secundaire geslachtsorgaan. Hij doet dit omdat het primaire orgaan aan het uiteinde van het achterlijf op een onbereikbare plaats voor het vrouwtje gesitueerd is. Dit gedeelte wordt namelijk bij het begin van de paring gebruikt om het vrouwtje met de achterlijfaanhangsels vast te pakken bij het halsschild (juffers/gelijkvleugeligen) of achter de kop (ongelijkvleugeligen), waardoor ze in tandem gaan vliegen. Vervolgens wordt het paringswiel gevormd doordat de onderlijven bijeen gebracht worden. Het vrouwtje neemt dan het sperma over van het mannetje; bevruchting vindt pas plaats bij de eiafzet. Deze paringsmanier is uniek voor libellen. Copulatie kan plaatsvinden in de vlucht of in rust. De duur van de paring is zeer verschillend, van enkele seconden tot meerdere uren.

De eitjes worden door het vrouwtje afgezet met haar legapparaat. Bij veel soorten wordt het vrouwtje tijdens het leggen nog steeds vastgehouden door het mannetje dat haar heeft bevrucht. Het ei-afzetten gebeurt bij juffers en glazenmakers door met de legboor gaatjes te maken in waterplanten, waarin de langwerpige eitjes worden gestopt. Bij de overige libellen vindt afzet van de ronde eitjes plaats in de modder, net onder het wateroppervlak of door verstrooiing over het water. Het legapparaat van het vrouwtje is bij deze soorten gereduceerd. Bij sommige noordelijke soorten overwinteren de eitjes altijd, bij andere kan dit gebeuren als de eitjes in de herfst zijn gelegd. De meeste eitjes ontwikkelen zich echter in twee tot vier weken tot larve.

donderdag 18 mei 2017

De Rietgors in het Diessens Broek

Zoals zijn naam al doet vermoeden komt de Rietgors voor in een leefgebied waar veel riet voor komt. De rietgors (Emberiza schoeniclus) is een lid van de gorzenfamilie, zaadetende zangvogels van moerasgebieden met riet en struiken.


De Rietgors in het Diessens Broek

Vanaf een rietstengel, boom of struik in het rietland zingt hij zijn lied. Het voedsel bestaat uit slakken, rupsen en kevers, in de winter zaden. Het legsel bestaat uit drie tot vijf grijsblauwe tot roodbruine eieren met grijze ondervlekken en zwartbruine stippen, in een goed verborgen nest op de grond of in de struiken.

zaterdag 13 mei 2017

De Kleine karekiet zingt in het riet

Gewapend met de parabool microfoon ging ik vanmorgen naar de Groote Beeze in Netersel, waar ik gisteren de Kleine karekiet hoorde zingen. Ondanks de stevige wind wist ik toch geluidsopnames te maken waarbij de wind geen kwaliteitsverlies gaf.

De kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus) is een zangvogel uit de familie van Acrocephalidae. De kleine karekiet horen is geen grote opgave, zien is een ander verhaal. Je moet er wel even naar zoeken.


De Kleine karekiet zingt in het riet

Net als veel andere rietzangers is ook de kleine karekiet een grijsbruin gekleurde vogel die goed langs verticale rietstengels kan klimmen. In tegenstelling tot veel verwante soorten komt de kleine karekiet ook regelmatig buiten het dichte riet, zodat de vogel relatief vaak gezien wordt. De kleine karekiet is op het uiterlijk alleen nauwelijks te onderscheiden van de bosrietzanger. Het verschil in de zang is het beste kenmerk om beide soorten uit elkaar te houden. De zang van de kleine karekiet is veel minder luid dan de zang van de bosrietzanger.

vrijdag 12 mei 2017

De roep van de Koekoek

Vanmiddag reed ik met de fiets door de bossen in Netersel waar ik de Koekoek als maar hoorde roepen. Met mijn telefoon heb ik zijn roep opgenomen en thuis op de computer de ruis er uit gefilterd.

De koekoek (Cuculus canorus) is een vogelsoort en het bekendste lid van de familie koekoeken (Cuculidae). Hij plant zich in de zomer voort in een groot deel van het Palearctisch gebied en overwintert in het Afrotropisch gebied en het Oriëntaals gebied. De koekoek is een broedparasiet: het vrouwtje legt haar eieren in nesten van andere vogelsoorten en laat de jongen door die andere soort verzorgen.


De roep van de Koekoek

De koekoek dankt zijn naam aan de zeer opvallende roep van het mannetje die ongeveer klinkt als een hol aanhoudend "goe-koeh" geluid, waarbij het begin op iets hogere toon is dan het eind. Ook in veel andere talen werd de naam van de vogel gebaseerd op het geluid: Duits (Kuckuck), Frans (Coucou), Russisch (Кукушка [Koekoesjka]), Engels (Cuckoo), Pools (Kukułka), en ook de wetenschappelijke geslachtsnaam Cuculus is een onomatopee.

De koekoek roept zijn eigen naam, wat ongeveer klinkt als een hol aanhoudend "goe-koeh“, waarbij het begin met iets meer nadruk en op iets hogere toon is. De roep wordt enkel door het mannetje geuit en is een echte territoriumroep, die van april tot in juli wordt geroepen vanaf een hoge zitplaats.

De koekoek wordt in het tweede levensjaar geslachtsrijp. Het broedparasitisme als voorplantingsstrategie kan worden gezien als een aanpassing aan het korte verblijf in het broedgebied. Voordeel is hierbij dat de noodzaak tot nestbouw vervalt. De volwassen koekoeken arriveren vaak na hun favoriete waardvogel in het broedgebied, zodat die hun territorium al hebben bezet. Het vrouwtje legt begin juni zo'n 10 tot 25 eieren in verschillende nesten, echter steeds maar één ei per nest en meestal dat van een zangvogelsoort. Favoriete waardvogels zijn de kleine karekiet en heggenmus. Daarna volgen de graspieper, witte kwikstaart, rietzanger, bosrietzanger, gekraagde roodstaart, tuinfluiter en vele andere. Opmerkelijk is dat de roodborst en winterkoning in Nederland geen waardvogel zijn, terwijl dat in Duitsland wel het geval is.

In totaal zijn er in Europa meer dan 100 verschillende waardvogelsoorten bekend waarvan echter maar zo'n 45 soorten succesvol zijn in het grootbrengen van een jonge koekoek. In 10 tot 30 procent van de gevallen wordt een geparasiteerd nest door de waardvogel opgegeven.

donderdag 11 mei 2017

De zang van de Tuinfluiter

De zang van de Tuinfluiter bestaat uit zachte tonen en lijkt nog wel het meest op een versneld afgespeelde opname van een merel. Zang lijkt op die van zwartkop, maar mist de heldere fluittonen.


De zang van de Tuinfluiter

De tuinfluiter komt algemeen voor in Nederland. Hij heeft subtiele kenmerken en is vooral grijs en beigebruin. De tuinfluiter is verwant aan de zwartkop en heeft een deels vergelijkbare zang. Houdt zich veelal op in struikgewas en is moeilijk te zien, maar vaak goed te horen.

De tuinfluiter is net zo groot als de koolmees. Hij is bruingrijs op de rug en grijswit op de buik en heeft grijze poten. Meest opvallende is de grijze vlek in zijn hals en de korte stompe snavel. Laat zich niet snel zien, maar is wel vaak te horen. De zang wordt vaak gekarakteriseerd als een 'snelle merel' en lijkt soms verwarrend veel op de zwartkop, maar mist de heldere luide tonen.

dinsdag 9 mei 2017

Territorium zang van de Boompieper

De boompieper leeft graag aan de rand van bossen en open plekken. Moerassen zijn zeer geliefd, maar ook kaalgekapte bospercelen en heideterreinen worden volop bewoond door boompiepers. In tegenstelling tot graspiepers gaan boompiepers vaak in een boom zitten. Vooral de zangvlucht van een boompieper, net als die van de graspieper, is erg karakteristiek. Vanuit een boom begint de vogel omhoog te vliegen om vervolgens als een parachute of een badmintonshuttle met stijve vleugels en hangende poten weer in een boom te landen. Midden op de dag op een zinderende hete heide, als alle andere vogelsoorten hun snavels op elkaar houden, kan de melodieuze zang van boompiepers nog gehoord worden.

De Boompieper zingt vanaf de boomtoppen om zijn gebied af te bakenen

De Boompieper lijkt sterk op graspieper maar heeft een markanter koppatroon en een iets dikkere snavel. Langs de flanken lopen fijne dunne penseelstreekjes die duidelijk dunner zijn dan de borststreping (bij de graspieper zijn deze ongeveer gelijk); als het te zien is, is de korte achternagel ook een goed kenmerk. Best te onderscheiden aan de hand van geluid en gedrag. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje.

Op de zandgronden is de boompieper een karakteristieke broedvogel van heidevelden en duinen met enige opslag. Voorts nestelt hij (ten dele ook buiten de zandgronden) op kaalslagen, in jonge aanplant en soms ook bosjes en wegbeplanting in boerenland. Ook populierenbossen en verdrogende en verbossende laagveenmoerassen worden bezet.

maandag 1 mei 2017

De zang van de Roodborst

De Roodborst leeft in wat oudere bossen, tuinen, parken en kleinschalige landschappen. Hij bakent zijn territorium af door zijn zang, tijdens het broedseizoen, maar ook in de winter. De Roodborst duldt geen andere roodborst binnen zijn broedgebied. Alleen zijn vrouwtje wordt gedoogd, behalve in de winter, dan zie je er maar een in de tuinen.


Zang van de Roodborst

De Roodborst heeft een tikkende roep, daarnaast minder bekende roepen. Zang waterig en vlug, loopt hele toonladder op en af.

maandag 24 april 2017

De zang van de Bonte Vliegenvanger

De Bonte Vliegenvanger (Ficedula hypoleuca) dankt zijn naam omdat ze net als andere vliegenvangers, vliegjes vangen. Daarmee is het meteen duidelijk dat het insecteneters zijn. Vanaf een zitpost maken ze korte vluchten achter vliegende insecten aan, en vangen deze in volle vlucht.

De zang van de Bonte Vliegenvanger

De bonte vliegenvanger is een kleine zangvogel (± 13 centimeter, 9-15 gram) uit de familie van de vliegenvangers (Muscicapidae). Het is een van de vier soorten zwart-witte vliegenvangers die in het westers Palearctisch gebied voorkomt. De bonte vliegenvanger bouwt zijn nest meestal in holtes, bij voorkeur in eiken. Bij de bonte vliegenvanger is polygynie gebruikelijk, waarbij het mannetje niet in de onmiddellijke omgeving een tweede vrouwtje tracht te veroveren. Na de paringen gaat het mannetje terug naar het eerste vrouwtje en helpt met het voeden van de jongen.

De Bonte Vliegenvanger wordt vooral aangetroffen in half open loof- en gemengde bossen met een gevarieerde structuur. Het meest in het zuiden en oosten van Nederland. Ze eten insecten zoals vliegen, muggen, vlinders en libellen, maar ook oorwurmen en sprinkhanen. Vanaf een zitpost maken bonte vliegenvangers korte vluchten achter vliegende insecten aan, en vangen deze in volle vlucht.

Rond de eeuwwisseling werd het aantal broedparen van de bonte vliegenvanger berekend op ongeveer 14.000 tot 18.000 paren. Doordat ze veel gebruik maken van nestkasten, was dat een tamelijk betrouwbare indruk van de populatie. In de laatste tien jaar zit de soort weer in de lift en namen de aantallen toe.

dinsdag 18 april 2017

Watervogels op de Kattesteertvijver

De Kattesteertvijver in het Belgische Retie maakt deel uit van het Provinciaal domein Prinsenpark. Het ligt aan de zuidrand van het natuurrecreatiepark. Er liggen in totaal vijf vijvers op op het park, waarvan drie aan de zuidelijke grensgebied van het park. De Kattesteertvijver is de bekendste, maar de vierkante vijver en de Kleine Hooibeekvijver zijn ook de moeite om het eens te bezoeken. Het karakter van de drie vijvers is totaal verschillend.

Tijdens de video opname gingen de hemelsluizen goed open.

Andere vijvers zijn de Gretryvijver en de Merpikdel. Zie plattegrond. Het Prinsenpark is een prachtig domein van 215 ha in de Antwerpse Kempen waar je je meteen zal thuis voelen. Het is een groene oase met bossen, weilanden en waterpartijen. De heidegebiedjes herinneren aan de tijd toen de boeren hier hun schapen lieten grazen. Het is een populaire park om te wandelen, joggen, fietsen en sightseeing. De die vijvers waar ik in dit artikel over schrijf en waar de foto's en video zijn gemaakt is een walhalla voor vogelaars.

maandag 17 april 2017

Grote bonte specht verkent omgeving

De Grote bonte specht zit vast te broeden in de nestholte waar zij ook vorig jaar in broeden. De man brengt het vrouwtje bezoekt het vrouwtje vaak op het nest. Tijdens mijn verkenning kwam het mannetje dan ook regelmatig een kijkje nemen uit het nestgat.

In april en mei worden vier tot zeven crème-witte eieren gelegd, die in elf tot dertien dagen worden uitgebroed. De jongen worden drie tot vier weken door beide ouders gevoerd, alvorens ze uitvliegen. In de tweede helft van deze periode is dit nest eenvoudig te ontdekken, daar de jongen dichtbij het vlieggat continue om de ouders roepen.

De man van het Grote bonte spechten paar kwam regelmatig even voor het nestgat om de omgeving te verkennen.

Boomklever herstelt rand nestingang

De Boomklever neemt in het voorjaar vaak zijn intrek in een leegstaande nestholte van een specht. Om het vlieggat tot een veilige maat terug te brengen, metselt de boomklever een rand van klei en speeksel in het vlieggat. Tijdens het fotograferen van de boomklever kwam het vrouwtje even van het nest om die gemetselde rand te herstellen.

Het Boomklever vrouwtje herstelt de vlieggat rand van de nestingang

Het metselen van de doorgang van het vlieggat gebeurt voornamelijk door de man. Tijdens het broeden is de man full-time bezig om voedsel te zoeken voor zijn vouwtje en voor zichzelf. Tijdens zijn afwezigheid wordt het reparatiewerk aan het vlieggat wel eens door het vrouwtje gedaan, zoals in bovenstaande video te zien is.

zondag 9 april 2017

De Roodborst en hun vier jongen

De vier jonge Roodborstjes zijn nu een week oud. Sinds De ouder roodborsten zijn de gehele dag druk in de weer om ze warm te houden en ze te voeden met vliegjes en wormpjes.

De jonge roodborstjes worden goed verzorgt door de ouders

De jongen zitten de komende 13-15 dagen nog op het nest. Als ze zijn uitgevlogen jongen worden ze nog 2-3 weken verzorgd. Het worden dus drukke tijden voor de roodborst.

De nestopnames zijn gemaakt met een Panasonic VX870 4K camera. De opnames buiten het nest zijn gemaakt met een Nikon D500 spiegelreflex, uitgerust met een 200-500 mm telelens.

UPDATE: De jonge roodborstjes zijn tweede Paasdag, 17 april uitgevlogen.

donderdag 6 april 2017

De jonge merels zijn uitgevlogen

Vanmiddag maakte ik nog wat opnames van de jonge merels in het nest. Ze waren met tijden weer flink aan aan het fladderen, de oefeningen om snel het nest te verlaten. Aan het einde van de dag vlogen ze dan ook uit. Met moeite, maar gelukkig kon ik een paar opname maken waarop te zien is dat ze buiten het nest nog bijgevoerd worden. Voor mij belangrijke beelden, omdat zonder deze beelden de film geen slot zou hebben.

De jonge mereltjes hebben laat in de middag het nest verlaten.

De jongen merels zitten 12 tot 15 dagen op het nest. Terug tellend zullen ze 23 maart uit het ei gekomen zijn, twee dagen na het begin van de lente. Nadat de merels zijn uitgevlogen, worden ze nog 2 tot 3 weken door het mannetje verzorgd, terwijl het vrouwtje alweer aan een nieuw broedsel begint.

woensdag 5 april 2017

Jonge merels en de kleine roodborst

Zelden van gehoor, laat staan gezien. Jonge merels in het nest die door een veel kleinere roodborst worden bijgevoerd. En dat terwijl de ouder merels zijn best in staat om zonder de hulp van de roodborst hun jongen groot te brengen.

De kleine roodborst lijkt de drang om te voeden niet te kunnen weerstaan, ook niet bij de jonge mereltjes

De roodborst komt op gezette tijden op het nest van de merels en staat de vliegjes die hij gevangen heeft af aan de al flink gegroeide jonge merels. Deze roodborst heeft op nog heen 10 meter afstand een eigen nest met vier jonge die inmiddels vier dagen oud zijn. Nu behoord de roodborst, net als de veel grotere merel tot de familie van de lijsters.

woensdag 29 maart 2017

Merel en Holenduif ruziën om nest

De merel bouwden een nest in een schuur, maar moest zich al snel verdedigen tegen de holenduif die het nest in wouden pikken. Maar het liep nog goed af voor de merel. De merel liet zich niet verjagen door de holenduif en broed de eieren verder uit.


Merels broeden vaak in schuren en stallen. Holenduiven zijn half-holenbewoners en zoeken ook vaak de beschutting van stallen op. Onze merel kreeg concurrentie van de holenduif, die het nest dat de merel aan het bouwen was in hun bezit wouden nemen. Maar de merel bleek opgewassen tegen de aanvalslust van de duiven en verdedigde het nest met verve.

zondag 19 maart 2017

Wildcam: Koolmees verkent nestkast

De eerste opnames met de wildcamera tonen een Koolmees die de nestkast inspecteer. Op de video is te zien dat de koolmees even naar binnen gaat en na een korte inspectie weer weg vliegt. Of het de koolmees wordt die er ook gaat wonen zullen we later zien.



Ruim een week geleden bouwde ik een nestkast om tot wildcamera behuizing om zo natuurgetrouw een andere nestkast te monitoren. Dus bouwde ik de zaak om en plaatste ik nog twee oplaadbare droge accu's in de nestkast om zo de Bushnell Wildcam Agressor van een langdurige stroombron te voorzien.

woensdag 15 maart 2017

Het Aalscholver paar

Vandaag was het weer testdag. De nieuwe Nikon D500 werd met de 200-500 mm telelens uitgerust, maar nu met een 1.4 convertor. De lens haalde met deze convertor een telelenge van 700 mm. Ik maakte een filmpje van een aalscholver paar en wat foto's van diverse andere watervogels.

Het aalscholver zoek naar voedsel op het Beleven in Reusel. Broeden heeft de aalscholver daar nog niet. De aalscholver broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet. Het baltsritueel vindt plaats op het nest, waarbij overvliegend vrouwtje wordt aangetrokken door onder meer de fel afstekende witte dijen. Een nest telt gemiddeld 3-4 eieren. De broedduur is 27-31 dagen. De jongen vliegvlug na zo'n 50 dagen uit.

Het Aalscholver paar duikt onder water om daar vis te vangen

De Aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming. Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen. Aalscholvers broeden in kolonies.

dinsdag 14 maart 2017

Test: Nikon D500 video, 1000mm tele

Vanmiddag heb ik de nieuwe Nikon D500 digitale spiegelreflex uitgetest in foto en video. Ik heb meteen het extreme opgezocht door een 2.0 convertor aan de 200-500 mm telelens te koppelen.


Deze video is gemaakt op 75 meter afstand tot de Meerkoetjes, met een telelenslengte van 1.000 mm.

Het zwaartepunt bij deze test lag er in dat ik te maken kreeg met veel lichtverlies, door het gebruik van de teleconverter. Diafragma 5.6 werd zo diafragma 11. Normaal ondersteunt geen enkele camera een zo kleine diafragma-opening, omdat er niet voldoende licht meer op de scherpstelsensor valt. Bij diafragma 8 (f8) houdt dat normaal op, maar niet bij deze camera merkte ik. Vaak is één punt in het midden die f/8-compatibel is, waardoor meer combinaties van objectief en teleconverter mogelijk zijn. Bij de D500 blijkt dat tot f11 te gaan, hoewel Nikon daar geen melding van maakt op hun website.

En dat is mooi. Voor goeie, scherpe foto's en video's moet je bij lange telelenzen zuiver licht hebben. Geen waterig zonnetje, maar kraak helder, zonnig weer. Als er ook maar het minste nevel in de lucht hangt trekt dat bij extreem telebereik helemaal tegen elkaar. En vanmiddag was dat verre van ideaal.

Fotograferen met telelenzen op een crop camera (APS-C-beeldsensor) levert een verlengingsfactor op ten opzichten van Full frame camera's. Dat komt omdat een crop sensor kleiner is als die van de full frame. Een full frame sensor is zo groot als het beeldvlak van een analoge filmrolletjes, 24 x 36 mm. Een DX crop sensor van Nikon is 16 x 24 mm, en dat geeft een telelens verlengingsfactor op van 1,52. Bij Canon, waarbij de sensor weer iets kleiner is, 22,2 × 14,8 mm, en dat geeft een telelens verlengingsfactor op van 1,62. Echter, het beeldvlak dat gebruikt wordt bij filmopname in 4K is nog kleiner.

De resolutie van 4K Ultra HD video is 3840 x 2160p. Op een 21Mp Nikon DX sensor komt de verlengingsfactor voor telelenzen uit op 2,25. Telelenzen van 1000mm focuslengte, die gebruikt worden op een DX camera hebben een relatieve lengte ten opzichten van een full frame van 1.500 mm. Bij 4K Ultra HD video opname zelfs 2.250 mm.

donderdag 23 februari 2017

Alpenwatersalamander

Bij het opruimen van bouwafval (isolatieplaten) kwamen twee grotere en twee kleinere Alpenwatersalamander tevoorschijn. Waarschijnlijk zijn ze zo vervroegd uit hun winterverblijf ontwaakt. Gelukkig kon ik met de telefoon een paar foto's maken.

De Alpenwatersalamander (Ichthyosaura alpestris) is een salamander uit de familie echte salamanders (Salamandridae).


De Alpenwatersalamander ontwaakt uit de winterslaap

De alpenwatersalamander is een middelgrote soort en één van de kleurrijkste watersalamanders, een typisch kenmerk is de helder oranje gekleurde, ongevlekte buik. De salamander komt voor in Europa en voornamelijk in Centraal-Europa inclusief Nederland en België. In deze landen is de soort echter niet algemeen.

De salamander leeft van kleine waterdieren en is een deel van het jaar op het land te vinden. De salamander is dan vooral op regenachtige dagen actief. De alpenwatersalamander kan meer dan 20 jaar oud worden in het wild.

De alpenwatersalamander heeft een brede, platte kop zonder lengtegroeven, de paratoïden zijn niet ontwikkeld en ook dorsolaterale lijsten aan weerszijden van de flanken komen niet voor. Het lichaam is iets langer dan de staart. De buik is altijd oranje van kleur en ongevlekt, de keel is soms bij de basis licht gevlekt met kleine, zwarte vlekjes. De goed zichtbare keelplooi markeert de grens tussen keel en romp. De alpenwatersalamander wordt ongeveer 10 centimeter lang, mannetjes blijven kleiner tot 9 centimeter, vrouwtjes kunnen een lengte van 12 centimeter bereiken.

In de waterfase zijn de dieren overwegend blauw gekleurd behalve aan de onderzijde die helder oranje is. De mannetjes hebben een paarkleed bestaande uit een helder blauwe kleur aan de flanken en de staart, een lage rugkam die licht van kleur is met donkere ronde vlekken. Deze loopt ononderbroken over in de staartzoom. Door de staartkam en -zoom is de staart vis-achtig afgeplat. Aan de onderzijde van de flanken is een lichte band aanwezig met vele zwarte, ronde vlekken. Mannetjes zijn in de paartijd makkelijk van de vrouwtjes te onderscheiden aan de sterk opgezwollen, donkere cloaca.

Bij de vrouwtjes ontbreekt een rugkam, de staartkam- en zoom zijn smal en oranje van kleur. De intense blauwe kleuren ontbreken, wel zijn op de rug en flanken groene tot blauwe, grillige vlekken aanwezig die doen denken aan een marmertekening.

In de landfase verdwijnt de staartkam van de mannetjes en is de staart minder sterk zijdelings afgeplat. De blauwe kleuren zijn minder opvallend, de huid wordt donkerder en is dof, waterafstotend en korrelig van structuur.

Deze soort komt ook in Nederland en België voor, in België is de salamander plaatselijk algemeen, in Nederland komen alleen populaties voor in Limburg en Noord-Brabant en oostelijk in Gelderland en Drenthe. Ook uit Zeeland, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland en Utrecht zijn waarnemingen bekend. De alpenwatersalamander staat in Nederland niet op de rode lijst maar wordt wel beschermd door de Nederlandse (en Belgische) wetgeving. In Nederland (en België) zijn alle inheemse salamandersoorten beschermd.

De alpenwatersalamander is sterker aan water gebonden dan andere Europese watersalamanders. De salamander is honkvast en blijft dicht bij het water tot een afstand van 300 tot 600 meter. Tijdens de paartijd zijn alpenwatersalamanders zowel dag- als nachtactief en voortdurend in het water te vinden. Ze blijven veel op de bodem. Buiten de paartijd zijn ze ook op het land te vinden, hoewel minder dan de andere inheemse salamandersoorten. Ze zijn dan schemer- en nachtactief en verstoppen zich overdag onder stenen en houtstronken, alleen na een regenbui komen de salamanders soms overdag tevoorschijn.

De winterslaap begint in september-oktober en eindigt rond februari-mei. Deze soort overwintert op het land of in de modderlaag op de bodem van het water. Zodra de salamanders ontwaken wordt direct het water opgezocht en gaan ze over in de waterfase voor de voortplanting