zaterdag 17 april 2021

De Appelvink (Coccothraustes coccothraustes)

Vanmorgen zag ik een Appelvink man in een boom zitten. Nadat ik er enkele foto's van maakte schakelde in over op videomodus. Deze mooie vogel heb ik andere jaren ook bij mijn fotohut in onze tuin gezien, maar vandaag had hij alle tijd van de wereld om een tijd langer te blijven zitten, waarbij hij wel regelmatig van zitplek wisselden.


De Appelvink (Coccothraustes coccothraustes)

De Appelvink (Coccothraustes coccothraustes) is een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae). Het is de enige vertegenwoordiger van het geslacht Coccothraustes. De appelvink is te herkennen aan zijn typische roep, zijn forse bouw, de witte vleugelvelden en de witte eindband op zijn staart. Het verspreidingsgebied van de appelvink beslaat een groot gedeelte van Europa en Azië. In het grootste deel van het Europese leefgebied is de appelvink een standvogel. Hij leeft in loofbossen, gemengde bossen en parken, waar hij het grootste deel van de dag in de bovenste boomlagen ophoudt.

De Appelvink is een forsgebouwde vinkensoort. Een volwassen vogel heeft een lichaamslengte van 16,5 tot 18 centimeter en een vleugelspanwijdte van 29 tot 33 centimeter. Ter vergelijking; een gewone Vink haalt 15 cm van kop tot staart. Het gewicht varieert van 46 tot 70 gram, waarbij het mannetje gemiddeld iets zwaarder is dan het vrouwtje. De relatief grote kop is oranjebruin met een zwarte kin, keel en teugel. De Appelvink heeft een forse, dikke nek met een grijze nekband. De zware, kegelvormige snavel is metaalachtig donkerblauw in de zomer en wordt hoornkleurig in de winter. De korte poten zijn lichtbruin gekleurd. Op de bovenzijde is het verenkleed donkerbruin op de mantel en wat lichter gekleurd op de stuit en staart. Het uiteinde van de korte, rechthoekige staart heeft een witte eindband. Aan de onderzijde is de appelvink overwegend rossig bruin. De arm- en handpennen van de lange vleugels zijn elk voorzien van een witte vlek in het midden, zodat ze in de vlucht een opvallende witte baan vormen.

De geslachten vertonen slechts weinig seksuele dimorfie. Bij het mannetje is de kop en stuit duidelijk oranjebruin en de onderzijde rossig bruin. Bij het vrouwtje is het verenkleed hier wat valer gekleurd. Ook heeft het vrouwtje minder zwart rond de snavelbasis en zijn de slagpennen grijs gekleurd. Bij het mannetje zijn de slagpennen glanzend zwart.

De appelvink is een schuwe vogel die gewoonlijk bij de minste verstoring wegvliegt. Hij brengt het grootste deel van de dag door in hoge boomkronen, met name tijdens het broedseizoen. De appelvink komt alleen op de grond om te drinken of, in het najaar en de winter, zich te voeden met gevallen zaden. Hierbij blijft hij altijd in de buurt van bomen.

dinsdag 13 april 2021

De Vink (Fringilla coelebs)

De Vinken krijgen zo langzamerhand ook drang om met paarvorming en nestbouw te beginnen. Vinken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. Toch is het vooral hoog Nederland waar vinken het meeste voorkomen. Aan het einde van hun zang laten vinken vaak de bekende 'vinkenslag' horen.


De Vink (Fringilla coelebs)

Het mannetje heeft in broedkleed een blauwgrijs petje, een oranjerode borst en wangen. De staartveren zijn zwart, behalve de (witte) buitenste staartpennen. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtje huismus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Daarmee kun je ook de vrouw het best van een mus onderscheiden.

De Vink broedt tussen midden maart en midden juli en kan twee legsels hebben, hoewel dat eerder uitzondering is dan regel. Mogelijk dat een van die uitzonderingen dit voorjaar van toepassing is. Door het aanhoudende koude weer zal ook hun broedseizoen iets later beginnen. Als de jongen uitkomen moeten er voldoende rupsjes en insecten zijn om de jongen te voeden. En die komen pas als het wat warmer wordt.

Het aantal eieren varieert van 3 tot 5. Broedduur 10-14 dagen. Vinken zijn territoriaal en geen koloniebroeders. Het nest is van mos en gras gemaakt, afgekleed met dierenhaar en veren. Goed verborgen tegen een tak of in een diepe struik. De jongen zitten 12-15 dagen op het nest. Na het uitvliegen blijven ouders en jongen nog 20-35 dagen bij elkaar.

vrijdag 9 april 2021

Zo bouwt de koolmees zijn nest

Koolmezen zijn een van de meest voorkomende broeders in onze tuinen. Menig een heeft een nestkast in de tuin hangen waar de mezen in en uit vliegen. Maar hoe ziet het nest er eigenlijk uit? In deze video kun je zien wat de koolmees zoal gebruikt om een nest te bouwen. Het bestaat voornamelijk uit mos.


Zo bouwt de koolmees zijn nest

De koolmees mannetje is van het vrouwtje te onderscheiden doordat de zwarte streep op de buik veel breder is. De zang van de koolmees is erg variabel, maar vaak is een herkenbaar titituu of tituu te horen. Koolmezen en pimpelmezen zijn holenbroeders en nestelen graag in holtes. Dit kan een holte in een boom zijn, maar een nestkastje voldoet ook prima. Wanneer je een nestkast ophangt is de kans dat een mees zijn nest erin gaat bouwen zeer groot. Vanwege de korte levensduur van de koolmees worden er per broedsel veel eieren gelegd. De koolmees broedt tussen april en juli. Als de mezen bezig zijn met het maken van een nest is dit duidelijk te zien, omdat het vrouwtje af en aan vliegt met takjes en stukjes mos.

Vervolgens is het ruim een week rustig nabij het mezennest in de tuin, vanwege het leggen van de eieren. Als het in het voorjaar plotseling weer erg koud wordt, zoals een week geleden, wachten mezen met het leggen van eieren. Bij erg koud weer lopen de bomen en struiken niet zo snel uit of stoppen die zelfs met het uitlopen van de knoppen. Zo komen de bomen en struiken ook later in het blad. Later in het blad is ook later rupsen, en dat is net het voedsel die mezen aan hun jongen voeren. De mezen weten erg goed wat plannen is. Zodra het warm genoeg is begint het blad weer te groeien waarop de mezen beginnen met de eileg. Dan leggen ze elke dag 1 ei. Dit loopt op tot zo’n 8 à 12 eieren en dus evenveel dagen. Het vrouwtje begint met broeden als 8-10 eieren zijn gelegd.

Tijdens het uitbroeden van de eieren verlaat het vrouwtje overdag ongeveer elk uur nest voor een tijdje. Als ze wel op het nest zit, wordt ze regelmatig gevoerd door het mannetje. De broedduur 13-15 dagen. Kuikens worden gevoerd door beide ouders. Als de eieren uitgekomen zijn, dan begint het voeren van de jongen door beide ouders. Je ziet de mezen dan af en aan vliegen met rupsen, spinnen, vlinders en andere insecten. Tijdens de nestduur zullen de mezen circa 5 duizend insecten vangen voor de jongen. Jongen zitten 18-21 dagen op het nest. Nadat ze zijn uitgevlogen, worden de jongen nog 2-3 weken gevoerd.

donderdag 1 april 2021

De Groenling (Chloris chloris)

De Groenling (Chloris chloris) is een zangvogel van de familie der vinkachtigen (Fringillidae). Een groenling is ongeveer 15 centimeter lang. Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich herkennen aan allerlei tinten groen in hun verenkleed. Het mannetje is olijfgroen van kleur, vooral op de stuit. De rug heeft een bruine tint en de onderzijde is meer geelachtig. De randen van de vleugel en de meeste staartpennen zijn aan de basis helder geel. De dikke snavel is bijna wit en de poten zijn vleeskleurig. Het wijfje is minder intensief van kleur, zij is meer grijsgroen en haar geel in de veren is veel valer. De juveniel is grijzer dan vrouwtje en de buikzone is meer gestreept.


De Groenling (Chloris chloris)

Het lied van de groenling zit vol rollers en rinkelende belletjes. Hij sluit het lied vaak met een sneer af; 'tsjwèèè'. De groenling heeft twee typische zangvormen waarvan de sneer een agressiezang is naar rivaliserende mannetjes toe. Het andere type is een serie afwisselende hoge en lage tonen die warm klinken. Deze zang heeft een sociale functie en is vaak in groepen te horen. Deze twee types kunnen door elkaar gehoord worden maar ook los van elkaar. Een zingende groenling zit niet altijd stil op een takje zoals de meeste zangvogels. Deze vogel heeft echt een baltsvlucht en zingt terwijl die slalommend door de lucht vliegt. Hij imponeert met de zang én de vlucht om zo kenbaar te maken dat hij de baas is.

De Groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil en wordt deze opgegeten.

De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen; als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil en wordt deze opgegeten.