donderdag 18 mei 2017

De Rietgors in het Diessens Broek

Zoals zijn naam al doet vermoeden komt de Rietgors voor in een leefgebied waar veel riet voor komt. De rietgors (Emberiza schoeniclus) is een lid van de gorzenfamilie, zaadetende zangvogels van moerasgebieden met riet en struiken.


De Rietgors in het Diessens Broek

Vanaf een rietstengel, boom of struik in het rietland zingt hij zijn lied. Het voedsel bestaat uit slakken, rupsen en kevers, in de winter zaden. Het legsel bestaat uit drie tot vijf grijsblauwe tot roodbruine eieren met grijze ondervlekken en zwartbruine stippen, in een goed verborgen nest op de grond of in de struiken.

zaterdag 13 mei 2017

De Kleine karekiet zingt in het riet

Gewapend met de parabool microfoon ging ik vanmorgen naar de Groote Beeze in Netersel, waar ik gisteren de Kleine karekiet hoorde zingen. Ondanks de stevige wind wist ik toch geluidsopnames te maken waarbij de wind geen kwaliteitsverlies gaf.

De kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus) is een zangvogel uit de familie van Acrocephalidae. De kleine karekiet horen is geen grote opgave, zien is een ander verhaal. Je moet er wel even naar zoeken.


De Kleine karekiet zingt in het riet

Net als veel andere rietzangers is ook de kleine karekiet een grijsbruin gekleurde vogel die goed langs verticale rietstengels kan klimmen. In tegenstelling tot veel verwante soorten komt de kleine karekiet ook regelmatig buiten het dichte riet, zodat de vogel relatief vaak gezien wordt. De kleine karekiet is op het uiterlijk alleen nauwelijks te onderscheiden van de bosrietzanger. Het verschil in de zang is het beste kenmerk om beide soorten uit elkaar te houden. De zang van de kleine karekiet is veel minder luid dan de zang van de bosrietzanger.

vrijdag 12 mei 2017

De roep van de Koekoek

Vanmiddag reed ik met de fiets door de bossen in Netersel waar ik de Koekoek als maar hoorde roepen. Met mijn telefoon heb ik zijn roep opgenomen en thuis op de computer de ruis er uit gefilterd.

De koekoek (Cuculus canorus) is een vogelsoort en het bekendste lid van de familie koekoeken (Cuculidae). Hij plant zich in de zomer voort in een groot deel van het Palearctisch gebied en overwintert in het Afrotropisch gebied en het Oriëntaals gebied. De koekoek is een broedparasiet: het vrouwtje legt haar eieren in nesten van andere vogelsoorten en laat de jongen door die andere soort verzorgen.


De roep van de Koekoek

De koekoek dankt zijn naam aan de zeer opvallende roep van het mannetje die ongeveer klinkt als een hol aanhoudend "goe-koeh" geluid, waarbij het begin op iets hogere toon is dan het eind. Ook in veel andere talen werd de naam van de vogel gebaseerd op het geluid: Duits (Kuckuck), Frans (Coucou), Russisch (Кукушка [Koekoesjka]), Engels (Cuckoo), Pools (Kukułka), en ook de wetenschappelijke geslachtsnaam Cuculus is een onomatopee.

De koekoek roept zijn eigen naam, wat ongeveer klinkt als een hol aanhoudend "goe-koeh“, waarbij het begin met iets meer nadruk en op iets hogere toon is. De roep wordt enkel door het mannetje geuit en is een echte territoriumroep, die van april tot in juli wordt geroepen vanaf een hoge zitplaats.

De koekoek wordt in het tweede levensjaar geslachtsrijp. Het broedparasitisme als voorplantingsstrategie kan worden gezien als een aanpassing aan het korte verblijf in het broedgebied. Voordeel is hierbij dat de noodzaak tot nestbouw vervalt. De volwassen koekoeken arriveren vaak na hun favoriete waardvogel in het broedgebied, zodat die hun territorium al hebben bezet. Het vrouwtje legt begin juni zo'n 10 tot 25 eieren in verschillende nesten, echter steeds maar één ei per nest en meestal dat van een zangvogelsoort. Favoriete waardvogels zijn de kleine karekiet en heggenmus. Daarna volgen de graspieper, witte kwikstaart, rietzanger, bosrietzanger, gekraagde roodstaart, tuinfluiter en vele andere. Opmerkelijk is dat de roodborst en winterkoning in Nederland geen waardvogel zijn, terwijl dat in Duitsland wel het geval is.

In totaal zijn er in Europa meer dan 100 verschillende waardvogelsoorten bekend waarvan echter maar zo'n 45 soorten succesvol zijn in het grootbrengen van een jonge koekoek. In 10 tot 30 procent van de gevallen wordt een geparasiteerd nest door de waardvogel opgegeven.

donderdag 11 mei 2017

De zang van de Tuinfluiter

De zang van de Tuinfluiter bestaat uit zachte tonen en lijkt nog wel het meest op een versneld afgespeelde opname van een merel. Zang lijkt op die van zwartkop, maar mist de heldere fluittonen.


De zang van de Tuinfluiter

De tuinfluiter komt algemeen voor in Nederland. Hij heeft subtiele kenmerken en is vooral grijs en beigebruin. De tuinfluiter is verwant aan de zwartkop en heeft een deels vergelijkbare zang. Houdt zich veelal op in struikgewas en is moeilijk te zien, maar vaak goed te horen.

De tuinfluiter is net zo groot als de koolmees. Hij is bruingrijs op de rug en grijswit op de buik en heeft grijze poten. Meest opvallende is de grijze vlek in zijn hals en de korte stompe snavel. Laat zich niet snel zien, maar is wel vaak te horen. De zang wordt vaak gekarakteriseerd als een 'snelle merel' en lijkt soms verwarrend veel op de zwartkop, maar mist de heldere luide tonen.

dinsdag 9 mei 2017

Territorium zang van de Boompieper

De boompieper leeft graag aan de rand van bossen en open plekken. Moerassen zijn zeer geliefd, maar ook kaalgekapte bospercelen en heideterreinen worden volop bewoond door boompiepers. In tegenstelling tot graspiepers gaan boompiepers vaak in een boom zitten. Vooral de zangvlucht van een boompieper, net als die van de graspieper, is erg karakteristiek. Vanuit een boom begint de vogel omhoog te vliegen om vervolgens als een parachute of een badmintonshuttle met stijve vleugels en hangende poten weer in een boom te landen. Midden op de dag op een zinderende hete heide, als alle andere vogelsoorten hun snavels op elkaar houden, kan de melodieuze zang van boompiepers nog gehoord worden.

De Boompieper zingt vanaf de boomtoppen om zijn gebied af te bakenen

De Boompieper lijkt sterk op graspieper maar heeft een markanter koppatroon en een iets dikkere snavel. Langs de flanken lopen fijne dunne penseelstreekjes die duidelijk dunner zijn dan de borststreping (bij de graspieper zijn deze ongeveer gelijk); als het te zien is, is de korte achternagel ook een goed kenmerk. Best te onderscheiden aan de hand van geluid en gedrag. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje.

Op de zandgronden is de boompieper een karakteristieke broedvogel van heidevelden en duinen met enige opslag. Voorts nestelt hij (ten dele ook buiten de zandgronden) op kaalslagen, in jonge aanplant en soms ook bosjes en wegbeplanting in boerenland. Ook populierenbossen en verdrogende en verbossende laagveenmoerassen worden bezet.

maandag 1 mei 2017

De zang van de Roodborst

De Roodborst leeft in wat oudere bossen, tuinen, parken en kleinschalige landschappen. Hij bakent zijn territorium af door zijn zang, tijdens het broedseizoen, maar ook in de winter. De Roodborst duldt geen andere roodborst binnen zijn broedgebied. Alleen zijn vrouwtje wordt gedoogd, behalve in de winter, dan zie je er maar een in de tuinen.


Zang van de Roodborst

De Roodborst heeft een tikkende roep, daarnaast minder bekende roepen. Zang waterig en vlug, loopt hele toonladder op en af.