Het jaar loopt alweer ten einde. Het is voor velen ook het moment om goede voornemens uit te spreken. Stoppen met roken is een van de bekendste. Andere willen minder alcohol gaan gebruiken of beter op hun gewicht gaan letten. Hoe dan ook, ik wens iedereen veel kracht en doorzettingsvermogen toe, maar vooral veel gezondheid.
Met de video "Het Vogeljaar 2024 in Netersel en omgeving" deel ik met jullie een reeks met mooie foto's van vogels die ik in mijn omgeving op beeld heb kunnen vastleggen. Ik wens jullie daar veel kijkplezier mee. Tijd voor een foto / video overzicht. Verder wil ik jullie bedanken voor jullie belangstelling ik mijn YouTube kanaal en mijn blog en mij account op X (Twitter).
Maar denk ook aan de natuur. Honden aan de lijn, vooral in natuurgebieden. Honden die een reekalfje ruiken rennen plotseling op de reuk af, soms worden daarbij kalfjes zelfs doodgebeten. En dan denkt u, "dat doet mijn hond nooit".
zondag 22 december 2024
zondag 24 november 2024
De Flaes als pleisterplaats voor Kleine zwanen
Al vroeg in de morgen zaten er ongeveer 90 Kleine Zwanen op de Flaes. De Flaes is een van de 3 vennen die in het zuidelijke deel van Landgoed De Utrecht liggen. Tijdens de voor- en najaarstrek brengen de zwanen daar de nacht door. Het was nog vrij donker daar de zon nog maar net op aan het komen was, en stond dus nog erg laag.
Vanaf de plek waar ik de opnames maakte (aan de westzijde en op een afstand van 350 tot 400 meter) had ik te maken met 70% tegenlicht en ochtendnevel. Vanaf een andere plaats zou de afstand bijna dubbel zo groot zijn geweest. Een plaats vanaf aan de zuidkant is niet toegankelijk. Doordat het 's nachts flink was afgekoeld hing er nog nevel over het water.
De kleine zwaan (Cygnus columbianus bewickii) is de kleinste van de drie soorten zwanen die regelmatig in Nederland en België voorkomen. De kleine zwaan broedt op de toendra's van Eurazië vanaf het schiereiland Kola tot ongeveer de monding van de rivier de Kolyma in Oost-Siberië. In de herfst trekken de zwanen over de Witte Zee en de Oostzee naar het zuiden, waarna ze in west Europa overwinteren. In de winter komen ze met duizenden naar onder andere Nederland, als het in de noordelijke streken van Europa flink vriest. De Kleine zwaan wordt zo'n 127 centimeter, en de knobbelzwaan wel 150 centimeter (snavelpunt tot staart). Kleine zwanen hebben bovendien geen knobbel bovenop de snavel, zoals de Knobbelzwaan. De Kleine zwaan heeft een gele vlek op de snavel. De Wilde zwaan lijkt veel op de Kleine zwaan, maar is veel groter dan de Kleine zwaan en de gele vlek op de snavel is bij de Wilde zwaan groter en loopt uit tot een punt. De gele vlek van de Kleine zwaan is kleiner, aan de voorkant afgerond, en loopt niet zo ver naar voren door.
Kleine zwanen foerageren soms met honderden tegelijk op graslanden. 's Avonds is hun roep te horen als ze van de voedselplek naar een veilige slaapplek vliegen. Zo'n plaats is vaak een meer of afgesloten natuurgebied dat 's nachts voldoende veiligheid biedt. Kleine zwanen zijn vanaf oktober tot maart te zien in Nederland.
Vanaf de plek waar ik de opnames maakte (aan de westzijde en op een afstand van 350 tot 400 meter) had ik te maken met 70% tegenlicht en ochtendnevel. Vanaf een andere plaats zou de afstand bijna dubbel zo groot zijn geweest. Een plaats vanaf aan de zuidkant is niet toegankelijk. Doordat het 's nachts flink was afgekoeld hing er nog nevel over het water.
De kleine zwaan (Cygnus columbianus bewickii) is de kleinste van de drie soorten zwanen die regelmatig in Nederland en België voorkomen. De kleine zwaan broedt op de toendra's van Eurazië vanaf het schiereiland Kola tot ongeveer de monding van de rivier de Kolyma in Oost-Siberië. In de herfst trekken de zwanen over de Witte Zee en de Oostzee naar het zuiden, waarna ze in west Europa overwinteren. In de winter komen ze met duizenden naar onder andere Nederland, als het in de noordelijke streken van Europa flink vriest. De Kleine zwaan wordt zo'n 127 centimeter, en de knobbelzwaan wel 150 centimeter (snavelpunt tot staart). Kleine zwanen hebben bovendien geen knobbel bovenop de snavel, zoals de Knobbelzwaan. De Kleine zwaan heeft een gele vlek op de snavel. De Wilde zwaan lijkt veel op de Kleine zwaan, maar is veel groter dan de Kleine zwaan en de gele vlek op de snavel is bij de Wilde zwaan groter en loopt uit tot een punt. De gele vlek van de Kleine zwaan is kleiner, aan de voorkant afgerond, en loopt niet zo ver naar voren door.
Kleine zwanen foerageren soms met honderden tegelijk op graslanden. 's Avonds is hun roep te horen als ze van de voedselplek naar een veilige slaapplek vliegen. Zo'n plaats is vaak een meer of afgesloten natuurgebied dat 's nachts voldoende veiligheid biedt. Kleine zwanen zijn vanaf oktober tot maart te zien in Nederland.
zondag 17 november 2024
Door de Molenheide en Hulselse Staat
Vandaag neem ik u meer over de bospaden door de Molenheide en de Hulselse Staat. De Molenheiden was ooit een heideveld, maar is door de gemeenten ooit aangeplant met naaldhout. De Molenheide, de voormalige Hulselse Heide, en de Hulselse Staat zijn gelegen tussen Reusel en Hulsel.
Het gebied Molenheide bestaat voor een groot deel uit ontginningsbossen die in de eerste helft van de vorige eeuw zijn aangelegd op ontgonnen heidegrond. Het merendeel ervan is sinds de gemeentelijke herindeling eigendom van de gemeente Reusel-De Mierden. Voorheen was het gebied eigendom van gemeente Hooge Mierde, Lage Mierde en Hulsel. De Molenheide was vroeger een uitgestrekt heidegebied waar schapen graasden en plaggen werden gestoken. Het mengsel van plaggen en mest werd gebruikt om de akkers vruchtbaar te houden. Aan de rand van deze heide stond een molen die over de open heide een vrije aanstroom van wind had. In later tijden is de Molenheide ontgonnen voor landbouw en bosaanplant.
De ontginnings- bossen bestonden oorspronkelijk voor het overgrote deel uit naaldhout. Het huidige beheer is erop gericht om de eentonige dennenplantages geleidelijk om te vormen tot gemengde bossen waarin meerdere boomsoorten, zowel naald- als ook loofhout, te vinden zijn. Het bos wordt daardoor beter bestand tegen ziekten, plagen en klimaatinvloeden. Ook biedt een gevarieerder bos veel meer levensmogelijkheden voor allerlei andere organismen, zoals bijvoorbeeld insecten en vogels.
Het gebied Molenheide bestaat voor een groot deel uit ontginningsbossen die in de eerste helft van de vorige eeuw zijn aangelegd op ontgonnen heidegrond. Het merendeel ervan is sinds de gemeentelijke herindeling eigendom van de gemeente Reusel-De Mierden. Voorheen was het gebied eigendom van gemeente Hooge Mierde, Lage Mierde en Hulsel. De Molenheide was vroeger een uitgestrekt heidegebied waar schapen graasden en plaggen werden gestoken. Het mengsel van plaggen en mest werd gebruikt om de akkers vruchtbaar te houden. Aan de rand van deze heide stond een molen die over de open heide een vrije aanstroom van wind had. In later tijden is de Molenheide ontgonnen voor landbouw en bosaanplant.
De ontginnings- bossen bestonden oorspronkelijk voor het overgrote deel uit naaldhout. Het huidige beheer is erop gericht om de eentonige dennenplantages geleidelijk om te vormen tot gemengde bossen waarin meerdere boomsoorten, zowel naald- als ook loofhout, te vinden zijn. Het bos wordt daardoor beter bestand tegen ziekten, plagen en klimaatinvloeden. Ook biedt een gevarieerder bos veel meer levensmogelijkheden voor allerlei andere organismen, zoals bijvoorbeeld insecten en vogels.
zondag 10 november 2024
Meerkoet met kuikentjes op het Schotelven
De meerkoet is een fascinerende verschijning op de Nederlandse wateren, waaronder de waterberging aan het Schotelven in Netersel. Deze vogels zijn bekend om hun vermogen om zich aan te passen aan verschillende waterrijke omgevingen, van stedelijke parkvijvers tot de uitgestrekte natuurlijke waterbergingen. Met hun kenmerkende witte voorhoofdschild en zwarte verenkleed zijn meerkoeten niet alleen een genot om naar te kijken, maar spelen ze ook een cruciale rol in het aquatische ecosysteem. Het witte voorhoofdschild is bij het mannetje groter dan bij het vrouwtje. In het voorjaar is de plaat groter dan in het najaar.
Aan het Schotelven in Netersel biedt de waterberging een belangrijke habitat voor o.a. de meerkoet, die daar kunnen broeden, foerageren en rusten. Het is nu het derde jaar dat watervogels gebruik kunnen maken van de waterberging. Deze waterbergingen zijn essentieel voor de biodiversiteit en helpen het (grond)waterpeil te verhogen tijdens perioden van zware regenval. De aanwezigheid van meerkoeten kan een indicator zijn van de gezondheid van het waterlichaam, aangezien ze gevoelig zijn voor veranderingen in waterkwaliteit en beschikbaarheid van voedselbronnen. Ze voeden zich met waterplanten, algen en kleine waterdieren, wat bijdraagt aan de ecologische balans van hun habitat.
Het gedrag van de meerkoet is ook opmerkelijk; ze zijn territoriaal en kunnen agressief zijn in het verdedigen van hun broedgebied. Tijdens het broedseizoen, dat van maart tot juli met een piek in april en mei loopt, bouwen ze drijvende nesten van riet en ander plantaardig materiaal. Het vrouwtje broedt de eieren uit, terwijl het mannetje blijft doorgaan met het aanslepen van nestmateriaal. Zo nu en dan neemt het mannetje de broedtaak over van het vrouwtje. Zo kan zij zich ook wat voeden en het broeden even afwisselen met wat beweging.
Het witte voorhoofdschild is bij het mannetje groter dan bij het vrouwtje. In het voorjaar is de plaat groter dan in het najaar. Ze leggen meestal 5 tot 10 eieren, waaruit de kuikens na een broedduur van 21 tot 25 dagen tevoorschijn komen. De kuikens zijn direct na het uitkomen een opvallende verschijning met hun rode kopjes en hun oranje dons. De rest van het lichaam is bedekt met een zwart verenkleed. Ze verlaten het nest vrijwel meteen om de wereld te verkennen onder de waakzame ogen van hun ouders.
Meerkoetkuikens zijn afhankelijk van zowel plantaardig als dierlijk voedsel, dat door de ouders wordt aangevoerd. Dit dieet bestaat uit waterplanten, algen, kleine visjes en waterinsecten, wat essentieel is voor hun groei en ontwikkeling. De jongen worden gedurende een periode van ongeveer 56 dagen door de ouders gevoerd, waarna ze zelfstandig leren duiken en foerageren. Het is fascinerend om te zien hoe de kuikens hun duikvaardigheden ontwikkelen, aangezien meerkoeten bekend staan om hun vermogen om voedsel te zoeken door onder water te duiken, waarbij ze vaak een sprongetje maken om onder te komen vanwege de grote hoeveelheid lucht in hun verenkleed.
In de context van klimaatverandering en menselijke impact op natuurlijke habitats, is het observeren en beschermen van soorten zoals de meerkoet belangrijker dan ooit. Het biedt ons waardevolle inzichten in de staat van onze natuurlijke omgeving en de stappen die we moeten nemen om deze te behouden voor toekomstige generaties. De meerkoet op de waterberging Schotelven in Netersel is dus meer dan alleen een vogel; het is een symbool van de natuurlijke schoonheid en diversiteit die we moeten koesteren en beschermen.
Bij het uitgraven van waterbergingen wordt de grond erg verstoord. Daar reageren veel planten op. De klaproos is daar een mooi voorbeeld van. Langs de waterkant maakt de Wolfspoot een opmars. Deze plant zie je veel langs waterkanten, vooral als de grond verstoord is geweest, zoals bij graafwerkzaamheden. De plant woekert sterk, maar wordt niet gezien als invasief.
Aan het Schotelven in Netersel biedt de waterberging een belangrijke habitat voor o.a. de meerkoet, die daar kunnen broeden, foerageren en rusten. Het is nu het derde jaar dat watervogels gebruik kunnen maken van de waterberging. Deze waterbergingen zijn essentieel voor de biodiversiteit en helpen het (grond)waterpeil te verhogen tijdens perioden van zware regenval. De aanwezigheid van meerkoeten kan een indicator zijn van de gezondheid van het waterlichaam, aangezien ze gevoelig zijn voor veranderingen in waterkwaliteit en beschikbaarheid van voedselbronnen. Ze voeden zich met waterplanten, algen en kleine waterdieren, wat bijdraagt aan de ecologische balans van hun habitat.
Het gedrag van de meerkoet is ook opmerkelijk; ze zijn territoriaal en kunnen agressief zijn in het verdedigen van hun broedgebied. Tijdens het broedseizoen, dat van maart tot juli met een piek in april en mei loopt, bouwen ze drijvende nesten van riet en ander plantaardig materiaal. Het vrouwtje broedt de eieren uit, terwijl het mannetje blijft doorgaan met het aanslepen van nestmateriaal. Zo nu en dan neemt het mannetje de broedtaak over van het vrouwtje. Zo kan zij zich ook wat voeden en het broeden even afwisselen met wat beweging.
Het witte voorhoofdschild is bij het mannetje groter dan bij het vrouwtje. In het voorjaar is de plaat groter dan in het najaar. Ze leggen meestal 5 tot 10 eieren, waaruit de kuikens na een broedduur van 21 tot 25 dagen tevoorschijn komen. De kuikens zijn direct na het uitkomen een opvallende verschijning met hun rode kopjes en hun oranje dons. De rest van het lichaam is bedekt met een zwart verenkleed. Ze verlaten het nest vrijwel meteen om de wereld te verkennen onder de waakzame ogen van hun ouders.
Meerkoetkuikens zijn afhankelijk van zowel plantaardig als dierlijk voedsel, dat door de ouders wordt aangevoerd. Dit dieet bestaat uit waterplanten, algen, kleine visjes en waterinsecten, wat essentieel is voor hun groei en ontwikkeling. De jongen worden gedurende een periode van ongeveer 56 dagen door de ouders gevoerd, waarna ze zelfstandig leren duiken en foerageren. Het is fascinerend om te zien hoe de kuikens hun duikvaardigheden ontwikkelen, aangezien meerkoeten bekend staan om hun vermogen om voedsel te zoeken door onder water te duiken, waarbij ze vaak een sprongetje maken om onder te komen vanwege de grote hoeveelheid lucht in hun verenkleed.
In de context van klimaatverandering en menselijke impact op natuurlijke habitats, is het observeren en beschermen van soorten zoals de meerkoet belangrijker dan ooit. Het biedt ons waardevolle inzichten in de staat van onze natuurlijke omgeving en de stappen die we moeten nemen om deze te behouden voor toekomstige generaties. De meerkoet op de waterberging Schotelven in Netersel is dus meer dan alleen een vogel; het is een symbool van de natuurlijke schoonheid en diversiteit die we moeten koesteren en beschermen.
Bij het uitgraven van waterbergingen wordt de grond erg verstoord. Daar reageren veel planten op. De klaproos is daar een mooi voorbeeld van. Langs de waterkant maakt de Wolfspoot een opmars. Deze plant zie je veel langs waterkanten, vooral als de grond verstoord is geweest, zoals bij graafwerkzaamheden. De plant woekert sterk, maar wordt niet gezien als invasief.
dinsdag 5 november 2024
Dwars door militair oefenterrein Oirschotse Heide
Vandaag neem ik u mee naar een militair oefenterrein Oirschotse Heide. Het terrein is een groot oefenterrein, maar tevens een natuurgebied. Veel bossen met voornamelijk naaldhout, maar ook heidevelden. In de zomer staat de heide is volle pracht. Die pracht is te bewonderen als je over het fietspad rijdt dat het oefenterrein doorsnijdt.armte of juist overvloedige regen en kou zijn hier onder andere op van invloed. Maar wanneer de blaadjes massaal hun mooiste herfsttinten laten zien is wel enigszins vooraf te voorspellen.
De Oirschotse Heide is vrij te bezoeken, maar er zijn wel enkele regels opgesteld door het Ministerie van Defensie, eigenaar van het gebied. Het betreft namelijk een militair oefenterrein, vandaar dat er extra regels gelden met betrekking tot de toegankelijkheid van zonsopkomst tot zonsondergang voor, wandelaars op wegen en paden, Geen oefeningen verstoort, honden aangelijnd houdt en niets beschadigt, meeneemt of achterlaat.
Het is primair een militair oefenterrein, al zijn er vrijwel geen oefeningen meer in het gebied. Maar als wandelaar ben je te gast in een gebied van Defensie en het is dus niet een natuurgebied primair voor wandelaars. Daarnaast moeten honden aangelijnd worden om de natuur niet te verstoren. Vogels zoals nachtzwaluw, roodborsttapuit en boompieper broeden op de grond en kunnen al snel verstoord worden door honden die door het gebied rondrennen. Daarnaast komt er steeds meer wild in het gebied voor, dat ook niet gestoord mag worden.
In het gebied mag alleen gewandeld worden, dus motorcrossers zijn er strikt verboden! Mocht je als wandelaar een illegale motorcrosser(s) aantreffen, bel dan naar het algemene nummer van de Koninklijke Marechaussee 0800-1814. Geef dan aan dat je ter hoogte van de Oirschotse Heide een of meerdere wildcrossers hebt aangetroffen. De Koninklijke Marechaussee zal dan motorrijders van de Marechaussee ter plaatse sturen om de wildcrossers staande te kunnen houden.
De Oirschotse Heide is vrij te bezoeken, maar er zijn wel enkele regels opgesteld door het Ministerie van Defensie, eigenaar van het gebied. Het betreft namelijk een militair oefenterrein, vandaar dat er extra regels gelden met betrekking tot de toegankelijkheid van zonsopkomst tot zonsondergang voor, wandelaars op wegen en paden, Geen oefeningen verstoort, honden aangelijnd houdt en niets beschadigt, meeneemt of achterlaat.
Het is primair een militair oefenterrein, al zijn er vrijwel geen oefeningen meer in het gebied. Maar als wandelaar ben je te gast in een gebied van Defensie en het is dus niet een natuurgebied primair voor wandelaars. Daarnaast moeten honden aangelijnd worden om de natuur niet te verstoren. Vogels zoals nachtzwaluw, roodborsttapuit en boompieper broeden op de grond en kunnen al snel verstoord worden door honden die door het gebied rondrennen. Daarnaast komt er steeds meer wild in het gebied voor, dat ook niet gestoord mag worden.
In het gebied mag alleen gewandeld worden, dus motorcrossers zijn er strikt verboden! Mocht je als wandelaar een illegale motorcrosser(s) aantreffen, bel dan naar het algemene nummer van de Koninklijke Marechaussee 0800-1814. Geef dan aan dat je ter hoogte van de Oirschotse Heide een of meerdere wildcrossers hebt aangetroffen. De Koninklijke Marechaussee zal dan motorrijders van de Marechaussee ter plaatse sturen om de wildcrossers staande te kunnen houden.
woensdag 30 oktober 2024
De herfstkleuren zijn op het hoogtepunt
De natuur kent zijn mooiste kleurenpracht zo rond half oktober, begin november. Wanneer de mooiste herfstkleuren te zien zijn wisselt van jaar tot jaar. Veel droogte en warmte of juist overvloedige regen en kou zijn hier onder andere op van invloed. Maar wanneer de blaadjes massaal hun mooiste herfsttinten laten zien is wel enigszins vooraf te voorspellen.
Het eerste teken voor bomen dat de herfst eraan komt is dat de dagen korter worden. Onder invloed van minder daglicht worden er chemische processen in werking gezet. Hierdoor verandert de aanhechting van de bladeren en worden er steeds minder voedingsstoffen en water richting het blad geleid. Uiteindelijk sterft het blad zo langzaam af en valt het van de boom. Kastanjes, Amerikaanse eik en berken beginnen meestal al vroeg met hun bladverkleuring, terwijl beuken en eiken meestal wat later zijn. Daarnaast zijn er bomen waarbij de bladeren voordat ze vallen vrijwel niet verkleuren, maar grotendeels groen blijven. Dit is de reden dat sommige landschappen al helemaal herfstig eruit zien, terwijl het ergens anders nog voornamelijk groen oogt.
Dezelfde soorten bomen kunnen afhankelijk van de omstandigheden op hun standplaats op een verschillend moment verkleuren. Het maakt voor de herfstkleuren veel uit of een boom in de schaduw staat of in het volle licht en of de bodem er heel nat is of juist heel droog.
Het eerste teken voor bomen dat de herfst eraan komt is dat de dagen korter worden. Onder invloed van minder daglicht worden er chemische processen in werking gezet. Hierdoor verandert de aanhechting van de bladeren en worden er steeds minder voedingsstoffen en water richting het blad geleid. Uiteindelijk sterft het blad zo langzaam af en valt het van de boom. Kastanjes, Amerikaanse eik en berken beginnen meestal al vroeg met hun bladverkleuring, terwijl beuken en eiken meestal wat later zijn. Daarnaast zijn er bomen waarbij de bladeren voordat ze vallen vrijwel niet verkleuren, maar grotendeels groen blijven. Dit is de reden dat sommige landschappen al helemaal herfstig eruit zien, terwijl het ergens anders nog voornamelijk groen oogt.
Dezelfde soorten bomen kunnen afhankelijk van de omstandigheden op hun standplaats op een verschillend moment verkleuren. Het maakt voor de herfstkleuren veel uit of een boom in de schaduw staat of in het volle licht en of de bodem er heel nat is of juist heel droog.
vrijdag 25 oktober 2024
Zonnige Herfstdag op Landgoed De Utrecht
Ondanks de 18 tot 20 graden die we vandaag mochten ervaren was het toch echt herfst. Morgen schijnt de zon in een groot deel van het land weer volop. Opvallend is de hoge temperatuur; in het zuiden van het land wordt het ongeveer 20 graden.
Vanochtend kregen we in het zuiden flink wat zon en het bleef droog. De temperatuur was vanochtend ongeveer 11 graden, en aan het eind van de ochtend was deze in het midden van het land opgelopen naar 14 graden. De aangevoerde lucht werd in de loop van de ochtend alleen maar zachter. De wind was zwak tot matig en draaide van zuidoost naar zuid. Door een zuidelijke stroming werd het later in de middag nog 18 tot 20 graden. Weerstations melden vanmiddag nieuwe records, nog nooit was het zo warm op 25 oktober. Zowel in Woensdrecht als in Eindhoven werd een temperatuur van twintig graden gemeten. Nooit eerder was het op 25 oktober zo warm. "De vorige records komen uit 1949 en 2013", weet de meteoroloog van Weerplaza.
De lenteachtige weersomstandigheden zetten nog wel even door. Zaterdag wordt het opnieuw zo'n twintig graden in onze provincie. "Maar dan zullen we geen warmterecord verbreken", verzekert de weerman ons. "Het vorige record van 26 oktober ligt op 21 graden. De kans dat we daaroverheen gaan, is gelukkig niet zo groot."
Vanochtend kregen we in het zuiden flink wat zon en het bleef droog. De temperatuur was vanochtend ongeveer 11 graden, en aan het eind van de ochtend was deze in het midden van het land opgelopen naar 14 graden. De aangevoerde lucht werd in de loop van de ochtend alleen maar zachter. De wind was zwak tot matig en draaide van zuidoost naar zuid. Door een zuidelijke stroming werd het later in de middag nog 18 tot 20 graden. Weerstations melden vanmiddag nieuwe records, nog nooit was het zo warm op 25 oktober. Zowel in Woensdrecht als in Eindhoven werd een temperatuur van twintig graden gemeten. Nooit eerder was het op 25 oktober zo warm. "De vorige records komen uit 1949 en 2013", weet de meteoroloog van Weerplaza.
De lenteachtige weersomstandigheden zetten nog wel even door. Zaterdag wordt het opnieuw zo'n twintig graden in onze provincie. "Maar dan zullen we geen warmterecord verbreken", verzekert de weerman ons. "Het vorige record van 26 oktober ligt op 21 graden. De kans dat we daaroverheen gaan, is gelukkig niet zo groot."
vrijdag 18 oktober 2024
Gele en oranje herfstbladeren in natuurgebied De Pals
In de herfst ondergaat de natuur een metamorfose, bladeren van bomen en struiken verkleuren. Groen wordt geel, oranje, rood of paars afhankelijk van de soort. Wie op een zonnige dag door het bos wandelt, waant zich zowaar in een schilderij. Een seizoen dat beslist de moeite loont om de natuur van wat dichterbij te bekijken en te zien wat er schuilt achter deze metamorfose.
Als de dagen kouder worden komt het proces van verkleuring langzaam op gang. Het bladgroen of chlorofyl, één van de voornaamste stoffen, zorgt in de zomer voor de aanmaak van suikers en zetmeel met behulp van zonlicht en koolzuurgas. Dit proces noemt men fotosynthese. Bij hoge temperaturen wordt deze belangrijke bouwstof regelmatig opnieuw aangemaakt. Door de lagere temperatuur in de herfst is dit niet meer mogelijk. De groene kleurstof in de bladeren neemt af en de andere aanwezige pigmenten die verscholen zaten nemen de overhand.
Voordat de bladeren voorgoed van de bomen vallen, worden de laatste restjes chlorofyl uit de bladeren getrokken en opgeslagen in de takken. De kleurpigmenten die nog resten worden nu zichtbaar en zorgen voor een prachtig herfstpalet. Caroteen kleurt de bladeren oranje, xanthofyl zorgt voor een gele tint, anthocyaan voor rood en tannines voor bruin. Na de verkleuring gebeurt er een verandering in de cellen: er wordt een dikkere laag op de bladeren gevormd en ze scheiden zich af van de takken. Afgevallen bladeren kleuren de bomen niet langer meer, maar bedekken de grond in het najaar. Ze vormen een isolerende laag die stilaan wordt afgebroken, een mulchlaag die de bodem voedt waardoor planten het volgend voorjaar opnieuw kunnen groeien.
Bladval in de herfst wordt voorafgegaan door veranderingen in de weefsels aan of in de bladbasis. In de altijd al aanwezige afscheidingslaag (abscissielaag), die uit korte cellen met zwak verdikte wanden bestaat, ontstaat door frequente celdelingen een laag baksteenvormige cellen.
Als de dagen kouder worden komt het proces van verkleuring langzaam op gang. Het bladgroen of chlorofyl, één van de voornaamste stoffen, zorgt in de zomer voor de aanmaak van suikers en zetmeel met behulp van zonlicht en koolzuurgas. Dit proces noemt men fotosynthese. Bij hoge temperaturen wordt deze belangrijke bouwstof regelmatig opnieuw aangemaakt. Door de lagere temperatuur in de herfst is dit niet meer mogelijk. De groene kleurstof in de bladeren neemt af en de andere aanwezige pigmenten die verscholen zaten nemen de overhand.
Voordat de bladeren voorgoed van de bomen vallen, worden de laatste restjes chlorofyl uit de bladeren getrokken en opgeslagen in de takken. De kleurpigmenten die nog resten worden nu zichtbaar en zorgen voor een prachtig herfstpalet. Caroteen kleurt de bladeren oranje, xanthofyl zorgt voor een gele tint, anthocyaan voor rood en tannines voor bruin. Na de verkleuring gebeurt er een verandering in de cellen: er wordt een dikkere laag op de bladeren gevormd en ze scheiden zich af van de takken. Afgevallen bladeren kleuren de bomen niet langer meer, maar bedekken de grond in het najaar. Ze vormen een isolerende laag die stilaan wordt afgebroken, een mulchlaag die de bodem voedt waardoor planten het volgend voorjaar opnieuw kunnen groeien.
Bladval in de herfst wordt voorafgegaan door veranderingen in de weefsels aan of in de bladbasis. In de altijd al aanwezige afscheidingslaag (abscissielaag), die uit korte cellen met zwak verdikte wanden bestaat, ontstaat door frequente celdelingen een laag baksteenvormige cellen.
vrijdag 11 oktober 2024
Paddenstoelen zijn de opruimers in de natuur
Paddenstoelen zijn de opruimers van de natuur, ze leven in een symbiose met bomen en voorzien dier en mens van eten. Paddenstoelen zijn de vruchtlichamen van schimmels en ontstaan uit schimmeldraden (mycelium) die groeien in de grond, tussen bladeren of in hout.
Uit de kleine schimmelknopjes aan de rand van het mycelium kunnen ieder jaar meerdere paddenstoelen groeien. Vocht en (micro)klimaat moeten dan wel precies goed zijn. In de herfst is dit vaak het geval, daarom zie je dan zoveel paddenstoelen. Paddenstoelen planten zich voort met sporen. Eén spoor is minuscuul en kun je niet zien; een hele hoop sporen bij elkaar vormt een soort poeder. De sporen verspreiden zich meestal via de wind, maar soms ook doordat de paddenstoel ze actief katapulteert, of via insecten.
Paddenstoelen zijn essentieel voor het ecosysteem. Ze kunnen puinruimen en dienen als voedsel voor dier en mens. Je kunt spreken van een drieledige functie van paddenstoelen. De groep paddenstoelen die rottend organisch materiaal en dood hout afbreken en omzetten naar mineralen en voedingsstoffen voor planten vormen de saprofyten. Zo groeit de sparrenstinktaailing alleen op de naalden van de fijnspar en de sparrenkegelzwam alleen op zijn gevallen kegels.
Dan heb je de parasieten; deze paddenstoelen onttrekken voedingsstoffen aan hun gastheer en komen veelal op levende organismen voor die al in slechte toestand verkeren. Inlandse eiken zijn bijvoorbeeld gevoelig voor honingzwammen. Wordt een eik geïnfecteerd dan gaat de boom op den duur vaak dood. Het dode hout wordt zachter en dient zo weer als leef- en voedselplek voor talloze dieren.
De symbionten ten slotte leven in harmonie met hun gastheer. “Deze paddenstoelen gaan een verbinding aan met boomwortels om stoffen uit te wisselen. De zogenoemde ectomycorrhiza schimmels komen voor in gebieden die van nature voedselarm zijn. Dankzij die schimmels krijgen bomen voldoende voedingsstoffen en water zodat ze beter kunnen overleven. Als beloning geven de bomen suikers aan de schimmels. Echte ruilhandel dus”, vertelt Evert. Een voorbeeld van een symbiont is de zeldzame donkerlila gordijnzwam. In kalkrijk naaldbos handelt hij met dennen en sparren.
Uit de kleine schimmelknopjes aan de rand van het mycelium kunnen ieder jaar meerdere paddenstoelen groeien. Vocht en (micro)klimaat moeten dan wel precies goed zijn. In de herfst is dit vaak het geval, daarom zie je dan zoveel paddenstoelen. Paddenstoelen planten zich voort met sporen. Eén spoor is minuscuul en kun je niet zien; een hele hoop sporen bij elkaar vormt een soort poeder. De sporen verspreiden zich meestal via de wind, maar soms ook doordat de paddenstoel ze actief katapulteert, of via insecten.
Paddenstoelen zijn essentieel voor het ecosysteem. Ze kunnen puinruimen en dienen als voedsel voor dier en mens. Je kunt spreken van een drieledige functie van paddenstoelen. De groep paddenstoelen die rottend organisch materiaal en dood hout afbreken en omzetten naar mineralen en voedingsstoffen voor planten vormen de saprofyten. Zo groeit de sparrenstinktaailing alleen op de naalden van de fijnspar en de sparrenkegelzwam alleen op zijn gevallen kegels.
Dan heb je de parasieten; deze paddenstoelen onttrekken voedingsstoffen aan hun gastheer en komen veelal op levende organismen voor die al in slechte toestand verkeren. Inlandse eiken zijn bijvoorbeeld gevoelig voor honingzwammen. Wordt een eik geïnfecteerd dan gaat de boom op den duur vaak dood. Het dode hout wordt zachter en dient zo weer als leef- en voedselplek voor talloze dieren.
De symbionten ten slotte leven in harmonie met hun gastheer. “Deze paddenstoelen gaan een verbinding aan met boomwortels om stoffen uit te wisselen. De zogenoemde ectomycorrhiza schimmels komen voor in gebieden die van nature voedselarm zijn. Dankzij die schimmels krijgen bomen voldoende voedingsstoffen en water zodat ze beter kunnen overleven. Als beloning geven de bomen suikers aan de schimmels. Echte ruilhandel dus”, vertelt Evert. Een voorbeeld van een symbiont is de zeldzame donkerlila gordijnzwam. In kalkrijk naaldbos handelt hij met dennen en sparren.
donderdag 3 oktober 2024
De rups van de Meriansborstel nachtvlinder
Zoals zo vaak kom je onderweg heel wat anders tegen als waar je naar op zoek bent. Tijdens mijn fietstocht, die in het teken stond van paddenstoelen zoeken, zag ik een mooie rups, een rups van een nachtvlinder de Meriansborstel.
De Meriansborstel (Calliteara pudibunda) is een nachtvlinder uit de familie van de spinneruilen (Erebidae) en de onderfamilie van de donsvlinders (Lymantriinae). De soort is vernoemd naar de bekende vlinder- en insectenschilderes Maria Sibylla Merian en de naam verwijst vermoedelijk naar de opvallende borstels op de rug van de rups. De rups gebruikt een groot aantal struiken en bomen als waardplant, waaronder eiken, wilgen, berken, Prunus-soorten en meidoorns. De rups komt voor in twee kleurvariaties: bruin en geel. De harige en kleurrijke rups is een bijzondere verschijning met zijn vier borstels en pluim op zijn rug.
De rups kan tot 40 mm groot worden en heeft een groen, geel of licht oranjebruin lichaam, overdekt met borsteltjes van fijne grijze haren, die op kleine wratjes staan ingeplant; de segmenten vier tot zeven elk met dichte geelachtig of zwartachtig grijze haarborstel op het midden van de rug, gevolgd door een brede, fluweelzwarte dwarsband; segment elf met een puntig uitlopende borstel van lange zwarte of rode haren; kop groen of lichtbruin.
Het rupsen stadium duurt van juli tot oktober. De rups groeit langzaam. De soort overwintert als pop in een dunne zijdeachtige cocon die gevormd wordt op de waardplant of in de strooisellaag.
De vliegtijd van de vlinder is van half april tot half juni, in één generatie. De mannetjes komen soms talrijk op licht, de vrouwtjes in kleinere aantallen. Parende vlinders worden overdag soms waargenomen op de stam van een geïsoleerde waardplant; door hun schutkleur vallen ze echter nauwelijks op.
De Meriansborstel (Calliteara pudibunda) is een nachtvlinder uit de familie van de spinneruilen (Erebidae) en de onderfamilie van de donsvlinders (Lymantriinae). De soort is vernoemd naar de bekende vlinder- en insectenschilderes Maria Sibylla Merian en de naam verwijst vermoedelijk naar de opvallende borstels op de rug van de rups. De rups gebruikt een groot aantal struiken en bomen als waardplant, waaronder eiken, wilgen, berken, Prunus-soorten en meidoorns. De rups komt voor in twee kleurvariaties: bruin en geel. De harige en kleurrijke rups is een bijzondere verschijning met zijn vier borstels en pluim op zijn rug.
De rups kan tot 40 mm groot worden en heeft een groen, geel of licht oranjebruin lichaam, overdekt met borsteltjes van fijne grijze haren, die op kleine wratjes staan ingeplant; de segmenten vier tot zeven elk met dichte geelachtig of zwartachtig grijze haarborstel op het midden van de rug, gevolgd door een brede, fluweelzwarte dwarsband; segment elf met een puntig uitlopende borstel van lange zwarte of rode haren; kop groen of lichtbruin.
Het rupsen stadium duurt van juli tot oktober. De rups groeit langzaam. De soort overwintert als pop in een dunne zijdeachtige cocon die gevormd wordt op de waardplant of in de strooisellaag.
De vliegtijd van de vlinder is van half april tot half juni, in één generatie. De mannetjes komen soms talrijk op licht, de vrouwtjes in kleinere aantallen. Parende vlinders worden overdag soms waargenomen op de stam van een geïsoleerde waardplant; door hun schutkleur vallen ze echter nauwelijks op.
woensdag 2 oktober 2024
Zwammen op de takken van de Heksenboom
De Heksenboom op Landgoed Ten Vorsel ten zuiden van Bladel werd in 2019 uitgeroepen toto "Boom van het Jaar". De takken van deze prachtige boom staan echter vol met zwammen. De Heksenboom is afgezet met een beschermende Schapenhek of Engels Hekwerk. Van onder is zo niet goed te zien welke zwam de Heksenboom mogelijk bedreigd. Het zou zomaar de Porseleinzwam kunnen zijn.
De porseleinzwam (Oudemansiella mucida) is een schimmel behorend tot de familie Physalacriaceae. Hij is een witte tot ivoorkleurige plaatjeszwam waarvan de hoed bedekt is met een slijmlaag. De vruchtlichamen staan meestal in groepen. Hij groeit saprobiotisch of parasitair op takken of stammen van de beuk, meer zelden op andere loofbomen (zoals eiken) en zeer zelden op sparren. De zwammen zouden de "Boom Van Het Jaar 2019" dus kunnen bedreigen.
Het oranje-gele zwammetje dat even verder op dood dennenhout groeit is Kleverig koraalzwammetje (Calocera viscosa). Het Kleverig Koraalzwammetje is een algemene soort welke op dood naaldhout gevonden kan worden. Alhoewel hij op een Koraalzwam lijkt valt hij toch niet onder de Koraalzwammen. Het Kleverig Koraalzwammetje is vrij variabel qua vorm, hij kan bestaan uit rechte vertakkingen, maar komt ook regelmatig voor met vrij veel vertakkingen. Hij groeit in bundels, welke in omvang kunnen verschillen van enkele losstaande sprietjes tot meer dan 10cm in doorsnee. De vertakkingen voelen rubberachtig aan en zijn makkelijk te buigen zonder dat ze afbreken.
Weer verderop staan enkele Braakrussula's. Braakrussula's zijn rood gekleurde russula's met een scherpe smaak. Er zijn verschillende soorten braakrussula's die zich onder andere onderscheiden van elkaar op basis van de boom die ze begeleiden. Braakrussula′s (R. emetica) kennen meerdere variëteiten, o.a. de Naaldbosrussula en de Loofbosrussula. De Loofbosbraakrussula (R. emetica var. silvestris) komt voor in naald- en loofbossen, vooral onder dennen en eiken op zandgrond en is zeer algemeen. De Naaldbosrussula (R. emetica var. emetica) is minder algemeen en komt voor in droge, arme naaldbossen. De Loofbosbraakrussula is kleiner dan de Naaldbosrussula, ook de sporen zijn kleiner.
De laatste in deze video is de Zwavelzwam (Laetiporus sulphureus). De Zwavelzwam komt voor op dode en levende stammen en stronken van loofbomen, vaak op eik. Vooral in open landschappen. Deze éénjarige houtzwam valt op door zijn geel-oranje kleur. Oude exemplaren verbleken. Vruchtlichaam 10 - 40 cm breed. Halfrond console- tot waaiervormig, vaak dakpansgewijs en vergroeid met andere hoeden. Bovenzijde onregelmatig golvend. Dooiergeel tot oranje, de groeirand lichtgeel.
De porseleinzwam (Oudemansiella mucida) is een schimmel behorend tot de familie Physalacriaceae. Hij is een witte tot ivoorkleurige plaatjeszwam waarvan de hoed bedekt is met een slijmlaag. De vruchtlichamen staan meestal in groepen. Hij groeit saprobiotisch of parasitair op takken of stammen van de beuk, meer zelden op andere loofbomen (zoals eiken) en zeer zelden op sparren. De zwammen zouden de "Boom Van Het Jaar 2019" dus kunnen bedreigen.
Het oranje-gele zwammetje dat even verder op dood dennenhout groeit is Kleverig koraalzwammetje (Calocera viscosa). Het Kleverig Koraalzwammetje is een algemene soort welke op dood naaldhout gevonden kan worden. Alhoewel hij op een Koraalzwam lijkt valt hij toch niet onder de Koraalzwammen. Het Kleverig Koraalzwammetje is vrij variabel qua vorm, hij kan bestaan uit rechte vertakkingen, maar komt ook regelmatig voor met vrij veel vertakkingen. Hij groeit in bundels, welke in omvang kunnen verschillen van enkele losstaande sprietjes tot meer dan 10cm in doorsnee. De vertakkingen voelen rubberachtig aan en zijn makkelijk te buigen zonder dat ze afbreken.
Weer verderop staan enkele Braakrussula's. Braakrussula's zijn rood gekleurde russula's met een scherpe smaak. Er zijn verschillende soorten braakrussula's die zich onder andere onderscheiden van elkaar op basis van de boom die ze begeleiden. Braakrussula′s (R. emetica) kennen meerdere variëteiten, o.a. de Naaldbosrussula en de Loofbosrussula. De Loofbosbraakrussula (R. emetica var. silvestris) komt voor in naald- en loofbossen, vooral onder dennen en eiken op zandgrond en is zeer algemeen. De Naaldbosrussula (R. emetica var. emetica) is minder algemeen en komt voor in droge, arme naaldbossen. De Loofbosbraakrussula is kleiner dan de Naaldbosrussula, ook de sporen zijn kleiner.
De laatste in deze video is de Zwavelzwam (Laetiporus sulphureus). De Zwavelzwam komt voor op dode en levende stammen en stronken van loofbomen, vaak op eik. Vooral in open landschappen. Deze éénjarige houtzwam valt op door zijn geel-oranje kleur. Oude exemplaren verbleken. Vruchtlichaam 10 - 40 cm breed. Halfrond console- tot waaiervormig, vaak dakpansgewijs en vergroeid met andere hoeden. Bovenzijde onregelmatig golvend. Dooiergeel tot oranje, de groeirand lichtgeel.
woensdag 11 september 2024
De Kruisspin hangt aan een zijde draadje
Wie is niet gefascineerd door het zien van een glinsterend web op een vroege, zonnige ochtend? En wie heeft zich niet al eens verwonderd afgevraagd waarom een spin niet aan haar eigen web vastkleeft of waarom insecten er niet los door vliegen? Het werk van nieuwsgierige biologen heeft ons heel wat wijzer gemaakt. Het antwoord op bovenstaande vragen heeft veel te maken met de ongelooflijke eigenschappen van de spinnendraad zelf, die uit zijde bestaat.
Sommige zijdevezels zijn tot vijfmaal sterker dan een staaldraad. Tegelijkertijd is de rekbaarheid ervan zeer groot. Geen wonder dat de mens maar al te graag deze spinnendraden in grote hoeveelheid zou willen aanmaken voor eigen gebruik. Dit is het verhaal van het web en de fascinerende spinnendraad van de kruisspin. Spinnen hebben spinnen vier paar looppoten en geen drie paar zoals insecten. Het lichaam bestaat slechts uit twee delen, een kopborststuk en achterlijf. De spinnendraden worden geproduceerd in drie paar spintepels die aan de onderzijde van het achterlijf zijn gelegen. In elke spintepel monden meerdere klieruitgangen uit, die elk een dun filament vormen. Deze worden samen gesponnen tot één spinnendraad. In de gehele spinnenwereld komen een tiental types spinnendraden voor, elk met hun typische eigenschappen en doeleinden.
Als de spin een kleverige vangdraad wil in het web, wordt tijdens het spinnen een bijkomende spintepel ingeschakeld. Hiermee wordt wat opgeloste zijde op de niet-kleverige spinnendraad aangebracht. In contact met vocht uit de atmosfeer vormt deze dan talrijke, kleine, zeer kleverige druppeltjes. Het uiteindelijke web bestaat dus in essentie uit twee types spinnendraden: bijzonder stevige, niet-kleverige sleepdraden die steun verlenen aan het web en een minder stevige, spiraalvormige, heel uitrekbare, kleverige vangdraad.
Spinnen hebben veel dezelfde organen als mensen, maar ze zitten op een andere plek. Het hart van spinnen is langwerpig en zit vlak onder hun rug. Hun maag ligt tegen hun hersenen aan. Het lichaam van een spin bestaat uit twee delen: het kopborststuk en het achterlijf. In het voorste deel zit het brein en de maag. In het achterste deel zitten het hart, de voortplantingsorganen, de darmen en de spinselklieren. Het bloed is blauw.
Sommige zijdevezels zijn tot vijfmaal sterker dan een staaldraad. Tegelijkertijd is de rekbaarheid ervan zeer groot. Geen wonder dat de mens maar al te graag deze spinnendraden in grote hoeveelheid zou willen aanmaken voor eigen gebruik. Dit is het verhaal van het web en de fascinerende spinnendraad van de kruisspin. Spinnen hebben spinnen vier paar looppoten en geen drie paar zoals insecten. Het lichaam bestaat slechts uit twee delen, een kopborststuk en achterlijf. De spinnendraden worden geproduceerd in drie paar spintepels die aan de onderzijde van het achterlijf zijn gelegen. In elke spintepel monden meerdere klieruitgangen uit, die elk een dun filament vormen. Deze worden samen gesponnen tot één spinnendraad. In de gehele spinnenwereld komen een tiental types spinnendraden voor, elk met hun typische eigenschappen en doeleinden.
Als de spin een kleverige vangdraad wil in het web, wordt tijdens het spinnen een bijkomende spintepel ingeschakeld. Hiermee wordt wat opgeloste zijde op de niet-kleverige spinnendraad aangebracht. In contact met vocht uit de atmosfeer vormt deze dan talrijke, kleine, zeer kleverige druppeltjes. Het uiteindelijke web bestaat dus in essentie uit twee types spinnendraden: bijzonder stevige, niet-kleverige sleepdraden die steun verlenen aan het web en een minder stevige, spiraalvormige, heel uitrekbare, kleverige vangdraad.
Spinnen hebben veel dezelfde organen als mensen, maar ze zitten op een andere plek. Het hart van spinnen is langwerpig en zit vlak onder hun rug. Hun maag ligt tegen hun hersenen aan. Het lichaam van een spin bestaat uit twee delen: het kopborststuk en het achterlijf. In het voorste deel zit het brein en de maag. In het achterste deel zitten het hart, de voortplantingsorganen, de darmen en de spinselklieren. Het bloed is blauw.
vrijdag 30 augustus 2024
Bezoek Papoea-Nieuw-Guinea niet zonder gevaar
Op het YouTube kanaal van Pally Planet is een video te zien die de gevaren van de achteruitgang op het voormalige Nederlandse deel en het Australische deel van het eiland op de loer liggen. Kijk mee mee op een buitengewone reis naar Papoea-Nieuw-Guinea, een land met adembenemende landschappen en ongelooflijk vogelleven. Papoea-Nieuw-Guinea, officieel de Onafhankelijke Staat Papoea-Nieuw-Guinea in in Oceanië dat het oostelijk deel van het eiland Nieuw-Guinea beslaat. Het westelijke deel van Nieuw-Guinea is Indonesisch, en was tot 1962 een Nederlandse kolonie onder de naam Nederlands-Nieuw-Guinea.
HOW TO EXPLORE PAPUA NEW GUINEA @ Pally Planet
In deze video word je meegenomen op een virtuele tour door dit betoverende land, waarbij ze de opmerkelijke vogellocaties laten zien en essentiële tips geven voor een succesvol avontuur. Ontdek de culturele rijkdom van Papoea-Nieuw-Guinea met zijn 800 talen en 1000 verschillende stammen, waar oude tradities nog steeds floreren. Het is het gebied dat bekent staat om de Prieelvogels, Paradijsvogels, Kaketoes en Papegaaien - zoals de Papoealori, de Papoea-edelpapegaai en de Pesquet's papegaai. Leer meer over de intrigerende geschiedenis, inclusief de huiveringwekkende maar fascinerende praktijk van kannibalisme bij sommige stammen. Verken prachtige locaties zoals Varirata National Park en Pacific Adventist University in Port Moresby, waar je verschillende vogelsoorten kunt aanschouwen.
Ga naar de hooglanden met bijgewerkte veiligheidsaanbevelingen en maak directe vluchten naar Mount Hagen de voorkeurskeuze voor verkenning. Ontdek verborgen pareltjes zoals de Rondon Edge en de unieke Kumul Lodge in de provincie Enga, waar je paradijsvogels kunt aanschouwen zoals nergens anders op aarde. Reis naar Kiunga, een hotspot voor vogels spotten in het laagland, waar elke ochtend prachtige boottochten over de Fly River worden aangeboden om exotische soorten als Flame Bowerbirds en King Birds of Paradise te spotten. Optionele bezoeken aan Kilometer 17 en Tabubil bieden mogelijkheden om de Greater Birds of Paradise en de Magnificent Bird of Paradise te observeren.
Tijdens je avontuur benadrukken de makers van de video het belang van het prioriteren (rangschikken volgens prioriteit) van veiligheid, het behouden van de gezondheid en het selecteren van kwaliteitsaccommodaties. Als je een bezoek aan het gebied wilt maken, plan dan goed vooruit voor mogelijke vluchtvertragingen en onvoorspelbaar weer en wees altijd voorbereid op regen in het tropische klimaat van Papoea-Nieuw-Guinea. Mis deze kans niet om de wonderen van Papoea-Nieuw-Guinea te verkennen voordat ze verdwijnen.
Reisadvies Papoea-Nieuw-Guinea
De Panguna-mijn en omgeving is door de lokale autoriteiten aangewezen als ‘no go zones’. Er is hier onrust en risico op geweld. Regelmatig zijn er gewelddadige incidenten tussen groepen. De politie van Bougainville kan geen hulp verlenen in geval van nood. In Papoea-Nieuw-Guinea zijn conflicten tussen stammen onderling, en tussen stammen en aanhangers van politieke partijen. Regelmatig zijn er gevechten, rellen en plunderingen. Bij ernstig geweld kan de lokale overheid reisbeperkingen en een avondklok instellen.
Stammenconflicten vinden plaats in de hooglanden van Papoea-Nieuw-Guinea. Ook in andere delen van het land, inclusief de steden, kan plotseling geweld ontstaan. Let op: Vermijd gebieden met stammengeweld, houd het lokale nieuws goed in de gaten en informeer vooraf naar de veiligheid van het gebied waar u naartoe reist.
HOW TO EXPLORE PAPUA NEW GUINEA @ Pally Planet
In deze video word je meegenomen op een virtuele tour door dit betoverende land, waarbij ze de opmerkelijke vogellocaties laten zien en essentiële tips geven voor een succesvol avontuur. Ontdek de culturele rijkdom van Papoea-Nieuw-Guinea met zijn 800 talen en 1000 verschillende stammen, waar oude tradities nog steeds floreren. Het is het gebied dat bekent staat om de Prieelvogels, Paradijsvogels, Kaketoes en Papegaaien - zoals de Papoealori, de Papoea-edelpapegaai en de Pesquet's papegaai. Leer meer over de intrigerende geschiedenis, inclusief de huiveringwekkende maar fascinerende praktijk van kannibalisme bij sommige stammen. Verken prachtige locaties zoals Varirata National Park en Pacific Adventist University in Port Moresby, waar je verschillende vogelsoorten kunt aanschouwen.
Ga naar de hooglanden met bijgewerkte veiligheidsaanbevelingen en maak directe vluchten naar Mount Hagen de voorkeurskeuze voor verkenning. Ontdek verborgen pareltjes zoals de Rondon Edge en de unieke Kumul Lodge in de provincie Enga, waar je paradijsvogels kunt aanschouwen zoals nergens anders op aarde. Reis naar Kiunga, een hotspot voor vogels spotten in het laagland, waar elke ochtend prachtige boottochten over de Fly River worden aangeboden om exotische soorten als Flame Bowerbirds en King Birds of Paradise te spotten. Optionele bezoeken aan Kilometer 17 en Tabubil bieden mogelijkheden om de Greater Birds of Paradise en de Magnificent Bird of Paradise te observeren.
Tijdens je avontuur benadrukken de makers van de video het belang van het prioriteren (rangschikken volgens prioriteit) van veiligheid, het behouden van de gezondheid en het selecteren van kwaliteitsaccommodaties. Als je een bezoek aan het gebied wilt maken, plan dan goed vooruit voor mogelijke vluchtvertragingen en onvoorspelbaar weer en wees altijd voorbereid op regen in het tropische klimaat van Papoea-Nieuw-Guinea. Mis deze kans niet om de wonderen van Papoea-Nieuw-Guinea te verkennen voordat ze verdwijnen.
Reisadvies Papoea-Nieuw-Guinea
De Panguna-mijn en omgeving is door de lokale autoriteiten aangewezen als ‘no go zones’. Er is hier onrust en risico op geweld. Regelmatig zijn er gewelddadige incidenten tussen groepen. De politie van Bougainville kan geen hulp verlenen in geval van nood. In Papoea-Nieuw-Guinea zijn conflicten tussen stammen onderling, en tussen stammen en aanhangers van politieke partijen. Regelmatig zijn er gevechten, rellen en plunderingen. Bij ernstig geweld kan de lokale overheid reisbeperkingen en een avondklok instellen.
Stammenconflicten vinden plaats in de hooglanden van Papoea-Nieuw-Guinea. Ook in andere delen van het land, inclusief de steden, kan plotseling geweld ontstaan. Let op: Vermijd gebieden met stammengeweld, houd het lokale nieuws goed in de gaten en informeer vooraf naar de veiligheid van het gebied waar u naartoe reist.
donderdag 11 juli 2024
Hoog water in de Reusel in Landgoed De Utrecht
Eergisteren trok een zware regenbui over het gebied. Op veel plaatsen werden bomen omver geblazen door de valwinden. Bij ons was er geen stormschade, enkel heel veel hagel en regen. De regenmeter gaf 100 mm neerslag aan, waarvan het meeste in een half uur uit de donkere wolken kwam.
Omgewaaide bomen, kapotte leidingen en losse takken langs de weg: de storm van dinsdagavond heeft voor een ravage gezorgd op verschillende plekken in Reusel en Netersel. Hulptroepen zijn deze woensdag de hele dag druk bezig om de boel op te ruimen. Een groot deel van Zuidoost-Brabant kwam dinsdagavond met de schrik vrij toen er door het KNMI code oranje werd afgekondigd. Maar dat geldt niet voor Reusel en Netersel. Daar trok het noodweer, dat via België ons land binnentrok, een spoor van vernieling door de straten. Talloze bomen gingen plat of knapten als luciferhoutjes af, en in Reusel was er ook sprake van wateroverlast.
Nog dezelfde avond rukten hulptroepen uit om de ravage op te ruimen en wegen weer veilig en ‘boomvrij’ te maken. En ook woensdagochtend was het geluid van de motorzagen niet te missen toen er nog meer puin geruimd werd. Het ging dan ook goed los in Netersel, dat was dinsdag al snel duidelijk. In het dorp waaiden tijdens een zogenaamde hevige valwind zeker twintig bomen omver, waaronder enkele grote eiken.
Al dat water zette veel akkers blank. De aardappels die nog maar een week geleden waren gepoot stonden onder water. Omdat de grond door de lange regenperiode verzadigd is geraakt, trekt het water ook niet snel meer weg. Al dat water vindt z'n weg via de sloten naar de beken en rivieren. Omdat de beken niet berekend zijn op deze massale waterhoeveelheid treden de beken ver uit hun oevers.
Omgewaaide bomen, kapotte leidingen en losse takken langs de weg: de storm van dinsdagavond heeft voor een ravage gezorgd op verschillende plekken in Reusel en Netersel. Hulptroepen zijn deze woensdag de hele dag druk bezig om de boel op te ruimen. Een groot deel van Zuidoost-Brabant kwam dinsdagavond met de schrik vrij toen er door het KNMI code oranje werd afgekondigd. Maar dat geldt niet voor Reusel en Netersel. Daar trok het noodweer, dat via België ons land binnentrok, een spoor van vernieling door de straten. Talloze bomen gingen plat of knapten als luciferhoutjes af, en in Reusel was er ook sprake van wateroverlast.
Nog dezelfde avond rukten hulptroepen uit om de ravage op te ruimen en wegen weer veilig en ‘boomvrij’ te maken. En ook woensdagochtend was het geluid van de motorzagen niet te missen toen er nog meer puin geruimd werd. Het ging dan ook goed los in Netersel, dat was dinsdag al snel duidelijk. In het dorp waaiden tijdens een zogenaamde hevige valwind zeker twintig bomen omver, waaronder enkele grote eiken.
Al dat water zette veel akkers blank. De aardappels die nog maar een week geleden waren gepoot stonden onder water. Omdat de grond door de lange regenperiode verzadigd is geraakt, trekt het water ook niet snel meer weg. Al dat water vindt z'n weg via de sloten naar de beken en rivieren. Omdat de beken niet berekend zijn op deze massale waterhoeveelheid treden de beken ver uit hun oevers.
dinsdag 9 juli 2024
Zwartbekgrondels verscholen in het Postelvaartje
Zondag filmde ik een paar Zwartbekgrondel visjes die onder een steen schuilden, die in het Postelse Postelvaartje liggen. Links onder op de beelden is een kleine holte onder een paar stenen. Daar zit een zwarte vis die een witte rand aan het uiteinde van de staartvin heeft. Omdat deze vis zijn veilige verblijf niet wou verlaten en zich dus ook niet wilde laten herkennen is de soort voor mij niet te herleiden. Als iemand de vis wel herkend, zou het leuk zijn om hieronder te reageren. In het Postelvaartje moet redelijk veel visjes huishouden. Tijdens het filmen zag ik een IJsvogel langs flitsen.
De zwartbekgrondel (Neogobius melanostomus) behoort tot de familie van de grondels (Gobiidae) en is een bodemvis. Het lichaam is gedrongen en heeft afhankelijk van de ondergrond een lichtere of donkerdere grijsbruine of olijfgroene kleur met bruine vlekken op de flanken. Mannetjes worden tijdens de paai soms geheel zwart. Zwartbekgrondel kan tot 20 centimeter lang worden. Het onderscheid met de inheemse rivierdonderpad en beekdonderpad is te maken doordat de buikvinnen van zwartbekgrondel zijn vergroeid tot een zuignap, bij donderpadden zijn deze vinnen gescheiden. Brakwatergrondel heeft op de kop tot aan de eerste rugvin geen schubben. Het onderscheid met marmergrondel, kesslers grondel, Pontische stroomgrondel en Kaukasische dwerggrondel is te maken doordat zwartbekgrondel een zwarte vlek achterin de voorste rugvin heeft, de andere genoemde grondelsoorten hebben deze vlek niet.
De zwartbekgrondel is een gedeeltelijk stromingsminnende soort. Hij heeft een voorkeur voor stortstenen oevers maar is ook aangetroffen op zandbodems en tussen vegetatie. Het voedsel bestaat uit kleine bodemdieren zoals slakken, mosselen, kreeftachtigen, insectenlarven, visseneieren en kleine vissen. De paaitijd loopt van april tot september, waarbij vrouwtjes meerdere keren per jaar eieren afzetten op stenen, schelpen of andere harde substraten. De eitjes worden bewaakt door het mannetje totdat ze uitkomen. Na uitkomst verspreiden de larven zich in de hele waterkolom waardoor ze in stromende watersystemen via de waterstroom in stroomafwaartse richting snel nieuwe leefgebieden koloniseren.
Zwartbekgrondel komt van oorsprong voor in de Kaspische Zee, Zee van Azov, Zee van Marmaris, Zwarte Zee, en de benedenlopen van omliggende stroomgebieden. Via ballastwater van schepen en verbinding van stroomgebieden heeft de soort zich verspreid naar Noord-Amerika, de Oostzee en West-Europa. De soort is in 2004 voor het eerst in Nederland aangetroffen in het benedenstroomste getijdendeel van de Lek en in 2005 in het Noordzeekanaal, vermoedelijk meegelift met ballastwater. Sindsdien heeft de zwartbekgrondel zich snel verspreid via de grote rivieren en kanalen.
Het Postelvaartje werd in november 1922 gegraven om Postelse producten over te brengen naar het Kempens kanaal. Het was een initiatief van Charles de Broqueville. Later fungeerde het ook als bevloeiingsgracht voor de akkerbedrijven in Postel. Het kalkrijke water kwam tot op het domein van prins Karel, broer van koning Leopold 3. Vandaar de naam Koningsvijver van 2,5 hectare en een visvijver van 1 hectare, nu eigendom van de abdij. IJverige arbeiders uit Retie hebben in 1945 de aansluiting met een complex aan sluizen gerealiseerd tussen het Postelvaartje en de abdijgronden. En dit onder aanmoediging van jenever en chocolade. Het Postelvaartje werd uiteindelijk in 1977 geklasseerd als provinciale waterloop. Sindsdien wordt het onderhoud geregeld door de provinciediensten.
De totale gedigitaliseerde lengte bedraagt 3200m en de gracht mondt uit in de Zwarte Neet. Het water uit het postelvaartje is sterk eutroof en komt via een rietveld in de zwemvijver terecht. Dit heeft waarschijnlijk een gunstige invloed op het nutriëntengehalte. Een lage toevoer van nutriënten is de meest waarschijnlijke oorzaak van een geringe algenbloei. Het Postelvaartje loopt van Postel naar Russendorp, waar het in het Kanaal Bocholt-Herentals uitmondt.
De zwartbekgrondel (Neogobius melanostomus) behoort tot de familie van de grondels (Gobiidae) en is een bodemvis. Het lichaam is gedrongen en heeft afhankelijk van de ondergrond een lichtere of donkerdere grijsbruine of olijfgroene kleur met bruine vlekken op de flanken. Mannetjes worden tijdens de paai soms geheel zwart. Zwartbekgrondel kan tot 20 centimeter lang worden. Het onderscheid met de inheemse rivierdonderpad en beekdonderpad is te maken doordat de buikvinnen van zwartbekgrondel zijn vergroeid tot een zuignap, bij donderpadden zijn deze vinnen gescheiden. Brakwatergrondel heeft op de kop tot aan de eerste rugvin geen schubben. Het onderscheid met marmergrondel, kesslers grondel, Pontische stroomgrondel en Kaukasische dwerggrondel is te maken doordat zwartbekgrondel een zwarte vlek achterin de voorste rugvin heeft, de andere genoemde grondelsoorten hebben deze vlek niet.
De zwartbekgrondel is een gedeeltelijk stromingsminnende soort. Hij heeft een voorkeur voor stortstenen oevers maar is ook aangetroffen op zandbodems en tussen vegetatie. Het voedsel bestaat uit kleine bodemdieren zoals slakken, mosselen, kreeftachtigen, insectenlarven, visseneieren en kleine vissen. De paaitijd loopt van april tot september, waarbij vrouwtjes meerdere keren per jaar eieren afzetten op stenen, schelpen of andere harde substraten. De eitjes worden bewaakt door het mannetje totdat ze uitkomen. Na uitkomst verspreiden de larven zich in de hele waterkolom waardoor ze in stromende watersystemen via de waterstroom in stroomafwaartse richting snel nieuwe leefgebieden koloniseren.
Zwartbekgrondel komt van oorsprong voor in de Kaspische Zee, Zee van Azov, Zee van Marmaris, Zwarte Zee, en de benedenlopen van omliggende stroomgebieden. Via ballastwater van schepen en verbinding van stroomgebieden heeft de soort zich verspreid naar Noord-Amerika, de Oostzee en West-Europa. De soort is in 2004 voor het eerst in Nederland aangetroffen in het benedenstroomste getijdendeel van de Lek en in 2005 in het Noordzeekanaal, vermoedelijk meegelift met ballastwater. Sindsdien heeft de zwartbekgrondel zich snel verspreid via de grote rivieren en kanalen.
Het Postelvaartje werd in november 1922 gegraven om Postelse producten over te brengen naar het Kempens kanaal. Het was een initiatief van Charles de Broqueville. Later fungeerde het ook als bevloeiingsgracht voor de akkerbedrijven in Postel. Het kalkrijke water kwam tot op het domein van prins Karel, broer van koning Leopold 3. Vandaar de naam Koningsvijver van 2,5 hectare en een visvijver van 1 hectare, nu eigendom van de abdij. IJverige arbeiders uit Retie hebben in 1945 de aansluiting met een complex aan sluizen gerealiseerd tussen het Postelvaartje en de abdijgronden. En dit onder aanmoediging van jenever en chocolade. Het Postelvaartje werd uiteindelijk in 1977 geklasseerd als provinciale waterloop. Sindsdien wordt het onderhoud geregeld door de provinciediensten.
De totale gedigitaliseerde lengte bedraagt 3200m en de gracht mondt uit in de Zwarte Neet. Het water uit het postelvaartje is sterk eutroof en komt via een rietveld in de zwemvijver terecht. Dit heeft waarschijnlijk een gunstige invloed op het nutriëntengehalte. Een lage toevoer van nutriënten is de meest waarschijnlijke oorzaak van een geringe algenbloei. Het Postelvaartje loopt van Postel naar Russendorp, waar het in het Kanaal Bocholt-Herentals uitmondt.
donderdag 4 juli 2024
De natuur onder de waterlijn
Voor de opname van deze video moest ik naar natuurgebied 'De Maat' en de 'Kanaalplas De Maat' ten noorden van het Belgische Mol-Rauw. In onze beken, vennen en plassen zit het vol met algen en ander zwevend materiaal waardoor heldere filmbeelden niet mogelijk zijn. Net als andere planten groeien ze door voedingsstoffen met behulp van zonlicht. Algen staan aan het begin van de voedselketen, heel veel kleine waterdiertjes leven van algen en daardoor zijn algen van nut in de vijver. Maar als er te veel voedingstoffen in het water zitten, groeien de algen ook sneller. Zo kunnen de wateroppervlaktes in z'n geheel bedekt zijn met algen, waar geen zonlicht meer kan schijnen. Het gevolg is dat het onderwaterleven van plant en dier ernstig bedreigd worden.
De jarenlange zandontginning in de gebied ten zuiden van het Belgische Mol en het kanaal was voor de productie van glas, keramiek maar ook tandpasta. Door de zandontginningen ontstonden overal diepe zandputten. Het water in de plassen en in de waterlopen in de omgeving is kraakhelder. Het zand is zo puur en vrij van humus en andere stoffen dat het helder blijft. De Kanaalplas, De Maat en Blauwe Kei liggen aan de overkant van het Kempens Kanaal en langs het Kanaal Dessel-Kwaadmechelen.
De Maat vormt samen met Den Diel een natuurgebied ten noorden van Rauw. Het meet ongeveer 145 ha. Het natuurgebied wordt beheerd door de gemeentediensten. Natuurpunt zorgt voor de toegankelijkheid en organiseert er wandelingen met een gids. Het is Europees beschermd als onderdeel van Natura 2000-gebied 'Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heide'.
De zandputten zijn voormalige zandgroeves die vroeger werden gebruikt voor de ontginning van kwarts, bekend als het roemrijke Molse witte zand. Zilverzand, kwartszand of witzand is een fijnkorrelig, wit, uiterst zuiver zand met een laag ijzergehalte. Het bestaat bijna geheel uit kwarts (SiO2). Zilverzand is de belangrijkste grondstof voor de glasindustrie. Ze werden onder meer onder impuls van zandwinningsbedrijf Sibelco volledig omgevormd tot natuurgebied. In 1845 werden bij het graven van het Kanaal Bocholt-Herentals bij Lommel, Dessel en Mol afzettingen van kwartszand ontdekt. Om dit zand te winnen werd in 1875 door Antoon van Eetvelde en het Crédit Général Liégois de onderneming Sablières et Carrières Réunies (SCR) opgericht. Dit bedrijf fuseerde in 1896 tot SCR-Sibelco.
De oprichter hiervan was Stanislas Emsens. Het bedrijf schafte in hetzelfde jaar een stoommachine aan, om de zandgroeve te Stevensvennen te mechaniseren. Omstreeks 1910 waren er ook veel kleinere bedrijven actief. Het zand werd met behulp van binnenvaartschepen naar de bestemmingen vervoerd. SCR-Sibelco verwierf een grote technologische kennis, en was ook actief in het opsporen en openen van tal van nieuwe vindplaatsen, waardoor de transportkosten konden worden gedrukt. Tegenwoordig heeft Sibelco meer dan 100 groeven in gebruik die zich over de gehele wereld bevinden. In 1955 werd een nieuwe fabriek gebouwd voor het drogen en malen van kwartszand. In 1983 werd te Lommel een nieuwe veredelingsinstallatie gebouwd.
De jarenlange zandontginning in de gebied ten zuiden van het Belgische Mol en het kanaal was voor de productie van glas, keramiek maar ook tandpasta. Door de zandontginningen ontstonden overal diepe zandputten. Het water in de plassen en in de waterlopen in de omgeving is kraakhelder. Het zand is zo puur en vrij van humus en andere stoffen dat het helder blijft. De Kanaalplas, De Maat en Blauwe Kei liggen aan de overkant van het Kempens Kanaal en langs het Kanaal Dessel-Kwaadmechelen.
De Maat vormt samen met Den Diel een natuurgebied ten noorden van Rauw. Het meet ongeveer 145 ha. Het natuurgebied wordt beheerd door de gemeentediensten. Natuurpunt zorgt voor de toegankelijkheid en organiseert er wandelingen met een gids. Het is Europees beschermd als onderdeel van Natura 2000-gebied 'Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heide'.
De zandputten zijn voormalige zandgroeves die vroeger werden gebruikt voor de ontginning van kwarts, bekend als het roemrijke Molse witte zand. Zilverzand, kwartszand of witzand is een fijnkorrelig, wit, uiterst zuiver zand met een laag ijzergehalte. Het bestaat bijna geheel uit kwarts (SiO2). Zilverzand is de belangrijkste grondstof voor de glasindustrie. Ze werden onder meer onder impuls van zandwinningsbedrijf Sibelco volledig omgevormd tot natuurgebied. In 1845 werden bij het graven van het Kanaal Bocholt-Herentals bij Lommel, Dessel en Mol afzettingen van kwartszand ontdekt. Om dit zand te winnen werd in 1875 door Antoon van Eetvelde en het Crédit Général Liégois de onderneming Sablières et Carrières Réunies (SCR) opgericht. Dit bedrijf fuseerde in 1896 tot SCR-Sibelco.
De oprichter hiervan was Stanislas Emsens. Het bedrijf schafte in hetzelfde jaar een stoommachine aan, om de zandgroeve te Stevensvennen te mechaniseren. Omstreeks 1910 waren er ook veel kleinere bedrijven actief. Het zand werd met behulp van binnenvaartschepen naar de bestemmingen vervoerd. SCR-Sibelco verwierf een grote technologische kennis, en was ook actief in het opsporen en openen van tal van nieuwe vindplaatsen, waardoor de transportkosten konden worden gedrukt. Tegenwoordig heeft Sibelco meer dan 100 groeven in gebruik die zich over de gehele wereld bevinden. In 1955 werd een nieuwe fabriek gebouwd voor het drogen en malen van kwartszand. In 1983 werd te Lommel een nieuwe veredelingsinstallatie gebouwd.
dinsdag 18 juni 2024
Spreukenwandeling Reties dialect om de Watering
Het echte Vlaamse dialect is voor veel Nederlanders een niet te verstane dialect. De jonge generatie spreekt ook in Vlaanderen minder dialect. Binnen Vlaanderen zijn er vele dialecten die stek verschillen van de buurgemeenten. In "Spreukenwandeling Reties dialect omheen de Watering" zijn een paar uitspraken in het plaatselijke dialect die de oudere uit Retie (een plaats en gemeente in de Belgische provincie Antwerpen) nog regelmatig spreken.
Aan het einde van deze video wordt de link met QR-code getoond die verwijst naar de webpagina waar een schermopname van getoond wordt. Scan de QR-code om de wandelingstour naar je telefoon te downloaden.
Bron: https://bit.ly/3RvrWwc
Aan het einde van deze video wordt de link met QR-code getoond die verwijst naar de webpagina waar een schermopname van getoond wordt. Scan de QR-code om de wandelingstour naar je telefoon te downloaden.
Bron: https://bit.ly/3RvrWwc
vrijdag 14 juni 2024
Knobbelzwanen op de Kattesteertvijver
Gisteren ochtend zag ik in het Belgische Retie twee knobbelzwanen op de Kattesteertvijver. Zo als ik het kon beoordelen zijn het twee mannen. De knobbel op de snavelbasis is bij beide vogels even groot. Bij vrouwtjes is die kleiner.
Als Knobbelzwanen overvliegen, klinkt een luid fluitend geluid van de vleugels. Niet-broedende zwanen zijn veelal op weilanden te zien, waar ze zich tegoed doen aan gras. Beide partners van een broedpaar zijn elkaar meestal een leven lang trouw. Sterft een van beide vogels, dan zoekt de ander soms pas na enkele jaren een nieuwe partner.
Knobbelzwanen komen overal voor waar zoet water is. Ze broeden in laaggelegen delen van het land, vooral in open graslanden met veel sloten in het veenweidegebied. Ook wel in parken. Ze ruien buiten de broedtijd op open water. Niet-broeders zijn ook veel op weilanden te zien. Het voedsel van de knobbelzwaan bestaat uit waterplanten en waterdiertjes. Zwanen zijn met hun lange hals gespecialiseerd in het grondelen naar waterplanten op diepten waar grondelende eenden niet meer bij kunnen. Verder eten ze gras.
Broedt van maart-mei. Een nest per jaar met 5-7 eieren. De vrouw broedt die uit in 36 dagen. Langs de oever of soms in het riet zit de knobbelzwaan op een groot nest van takken, riet en plantaardig materiaal dat door de man fel wordt verdedigd met de kop naar achter, opgezette vleugels en een sissend geluid. Ze broeden vanaf het derde of vierde jaar.
Als Knobbelzwanen overvliegen, klinkt een luid fluitend geluid van de vleugels. Niet-broedende zwanen zijn veelal op weilanden te zien, waar ze zich tegoed doen aan gras. Beide partners van een broedpaar zijn elkaar meestal een leven lang trouw. Sterft een van beide vogels, dan zoekt de ander soms pas na enkele jaren een nieuwe partner.
Knobbelzwanen komen overal voor waar zoet water is. Ze broeden in laaggelegen delen van het land, vooral in open graslanden met veel sloten in het veenweidegebied. Ook wel in parken. Ze ruien buiten de broedtijd op open water. Niet-broeders zijn ook veel op weilanden te zien. Het voedsel van de knobbelzwaan bestaat uit waterplanten en waterdiertjes. Zwanen zijn met hun lange hals gespecialiseerd in het grondelen naar waterplanten op diepten waar grondelende eenden niet meer bij kunnen. Verder eten ze gras.
Broedt van maart-mei. Een nest per jaar met 5-7 eieren. De vrouw broedt die uit in 36 dagen. Langs de oever of soms in het riet zit de knobbelzwaan op een groot nest van takken, riet en plantaardig materiaal dat door de man fel wordt verdedigd met de kop naar achter, opgezette vleugels en een sissend geluid. Ze broeden vanaf het derde of vierde jaar.
dinsdag 11 juni 2024
Levendbarende hagedissen zitten op te warmen
Levendbarende hagedissen (Zootoca vivipara) zijn koudbloedige dieren, die zich 's morgens eerst moeten opwarmen in de zon. Tijdens het opwarmen zijn deze toch wel schuwe diertjes het vaakst te zien. Ze zitten daarbij vaak op een steen, een kale tak of boomstam die op de grond ligt of een afrasteringspaal, zoals weipalen.
Levendbarende hagedissen zijn bewoners van open tot halfopen leefgebieden met een rijke vegetatiestructuur. Ze komen voor in plekken zoals grote heideterreinen, waar ze hun lichaamstemperatuur reguleren door op te warmen in de zon. Deze schuwe en snelle beestjes liggen graag op stenen, houtblokken of boomstammen om zich te verwarmen aan de eerste zonnestralen. Dus als je goed luistert, kun je ze misschien wel horen door het geritsel in de heide.
Het voedsel van de levendbarende hagedis bestaat voor 95-99% uit geleedpotigen. Soms worden ook slakken en wormen gegeten. De meest gegeten prooien zijn spinnen, cicaden en bladluizen, vliegen, kevers (met name kortschildkevers) en rupsen. Een hagedis in nood kan zijn staart afwerpen. De staart is echter een kostbaar bezit en het afwerpen ervan wordt daarom alleen als laatste redmiddel ingezet. De Levendbarende hagedis is relatief klein met een maximale totale lengte van 18 cm. Deze lengte wordt maar zelden bereikt. De tekening is zeer variabel. De grondkleur is bruin, met soms een groenige of rossig-bronsachtige glans.
Levendbarende hagedissen zijn zoals de naam al zegt eierlevendbarend. De eieren komen in het moederlichaam tot ontwikkeling en komen tijdens of zeer kort nadat ze zijn afgezet, uit. De legselgrootte is sterk afhankelijk van de grootte van het vrouwtje en varieert tussen de drie en acht jongen met een gemiddelde van 5,6. De hoogste in de vrije natuur vastgestelde leeftijd bedraagt acht jaar. Gemiddeld worden echter leeftijden van drie tot vier jaar bereikt.
Levendbarende hagedissen zijn bewoners van open tot halfopen leefgebieden met een rijke vegetatiestructuur. Ze komen voor in plekken zoals grote heideterreinen, waar ze hun lichaamstemperatuur reguleren door op te warmen in de zon. Deze schuwe en snelle beestjes liggen graag op stenen, houtblokken of boomstammen om zich te verwarmen aan de eerste zonnestralen. Dus als je goed luistert, kun je ze misschien wel horen door het geritsel in de heide.
Het voedsel van de levendbarende hagedis bestaat voor 95-99% uit geleedpotigen. Soms worden ook slakken en wormen gegeten. De meest gegeten prooien zijn spinnen, cicaden en bladluizen, vliegen, kevers (met name kortschildkevers) en rupsen. Een hagedis in nood kan zijn staart afwerpen. De staart is echter een kostbaar bezit en het afwerpen ervan wordt daarom alleen als laatste redmiddel ingezet. De Levendbarende hagedis is relatief klein met een maximale totale lengte van 18 cm. Deze lengte wordt maar zelden bereikt. De tekening is zeer variabel. De grondkleur is bruin, met soms een groenige of rossig-bronsachtige glans.
Levendbarende hagedissen zijn zoals de naam al zegt eierlevendbarend. De eieren komen in het moederlichaam tot ontwikkeling en komen tijdens of zeer kort nadat ze zijn afgezet, uit. De legselgrootte is sterk afhankelijk van de grootte van het vrouwtje en varieert tussen de drie en acht jongen met een gemiddelde van 5,6. De hoogste in de vrije natuur vastgestelde leeftijd bedraagt acht jaar. Gemiddeld worden echter leeftijden van drie tot vier jaar bereikt.
zaterdag 8 juni 2024
Pyjamafuutjes zitten bij ouder Fuut op de rug
Vanmorgen bezocht ik de Kattesteertvijver ten zuiden van het Belgische Retie. Onderweg met de fiets bedacht ik mij en besloot naar het Provinciaal Domein Prinsenpark te rijden. Het was tenslotte maar 30 km enkele reis. Bij aankomst zag ik dat de fuut jonge kuikentjes op de rug had. Natuurlijk had ik een (lichtgewicht) statief en een kleine 4 K videocamera in mijn fietstas (standaard aanwezig). Na een poos kwamen ze ook wat dichter bij. Deze camera heeft een redelijk zoombereik, maar bij lange niet wat ik met mijn Nikon D500 en de telelens die ik daar op gebruik. Maar om nu te stellen dat het behelpen is, zou te ver gaan.
De fuut man (grotere kuif) had drie kleine fuut kuikentjes op z'n rug. Later kwam er nog een vierde bij die vanaf de achterkant van vader fuut ook mee wou liften. De kopjes staken boven de veren van de ouder uit. Het zijn opvallende verschijningen, met hun streepjespyjama outfit. Heelveel dagen is het nog niet geleden dat ze uit de eieren zijn gekomen. Man en vrouw zien er bijna identiek uit. Het enige verschil is de kuif, die bij de man iets groter is.
De vogels bouwen samen op een goed verborgen plaats een drijvend nest van planten. Na die vier weken broeden komen de eieren uit. De fuut legt drie of vier eieren. Hoewel de jonge kuikentjes al meteen kunnen zwemmen, liften de kuikens vaak mee op de rug van één van de ouders, waarbij de jongen ook tijdens het duiken van de ouders gewoon blijven zitten. Jonge kuikens van watervogels lopen het gevaar dat ze opgegeten worden door een reiger of een roofvis zoals een snoek. Op de rug van hun ouder zitten de jonge futen veiliger dan in het water. Een groot verschil met de wilde eend. Die begint vaak met zo’n twaalf jongen, een aantal dat zo hoog is omdat er veel van verloren gaan.
De Kattesteertvijver in het Belgische Retie maakt deel uit van het Provinciaal domein Prinsenpark. Het ligt aan de zuidrand van het natuurrecreatiepark. Er liggen in totaal vijf vijvers op op het park, waarvan drie aan de zuidelijke grensgebied van het park. De Kattesteertvijver is de bekendste, maar de vierkante vijver en de Kleine Hooibeekvijver zijn ook de moeite om het eens te bezoeken. Het karakter van de drie vijvers is totaal verschillend.
De fuut man (grotere kuif) had drie kleine fuut kuikentjes op z'n rug. Later kwam er nog een vierde bij die vanaf de achterkant van vader fuut ook mee wou liften. De kopjes staken boven de veren van de ouder uit. Het zijn opvallende verschijningen, met hun streepjespyjama outfit. Heelveel dagen is het nog niet geleden dat ze uit de eieren zijn gekomen. Man en vrouw zien er bijna identiek uit. Het enige verschil is de kuif, die bij de man iets groter is.
De vogels bouwen samen op een goed verborgen plaats een drijvend nest van planten. Na die vier weken broeden komen de eieren uit. De fuut legt drie of vier eieren. Hoewel de jonge kuikentjes al meteen kunnen zwemmen, liften de kuikens vaak mee op de rug van één van de ouders, waarbij de jongen ook tijdens het duiken van de ouders gewoon blijven zitten. Jonge kuikens van watervogels lopen het gevaar dat ze opgegeten worden door een reiger of een roofvis zoals een snoek. Op de rug van hun ouder zitten de jonge futen veiliger dan in het water. Een groot verschil met de wilde eend. Die begint vaak met zo’n twaalf jongen, een aantal dat zo hoog is omdat er veel van verloren gaan.
De Kattesteertvijver in het Belgische Retie maakt deel uit van het Provinciaal domein Prinsenpark. Het ligt aan de zuidrand van het natuurrecreatiepark. Er liggen in totaal vijf vijvers op op het park, waarvan drie aan de zuidelijke grensgebied van het park. De Kattesteertvijver is de bekendste, maar de vierkante vijver en de Kleine Hooibeekvijver zijn ook de moeite om het eens te bezoeken. Het karakter van de drie vijvers is totaal verschillend.
zaterdag 25 mei 2024
Landschotse Heide is nu Groot Waterland
Na een natte winter, maken we ook een nat voorjaar door. De zomermaanden in aantocht, vragen we ons af of de natte periode niet catastrofaal worden voor de natuur, maar vooral voor de landbouw. Het water in de vennen en plassen staan erg hoog. De vennen op de Landschotse Heide zijn niet meer van elkaar te onderscheiden. Ze zijn door het hoge water tot een groot ven samengekomen. Voor de watervogels een meerwaarde, en landschappelijk erg mooi.
De Landschotse Heide is een natuurgebied van 239 ha in de Nederlandse provincie Noord-Brabant, ten zuiden van Middelbeers en ten oosten van Westelbeers. Het is eigendom van het Brabants Landschap. Het wordt ook wel 'Het Wit-Holland genoemd naar het bekendste meer van de vier vennen die daar liggen. Het Wit-Holland is ook het meer waar men 's winters schaatst als dat kan.
De Landschotse Heide maakte deel uit van een veel groter heidegebied. In 1937 was met de gemeente Oost-, West- en Middelbeers afgesproken dat het zuidelijk deel hiervan, 500 ha vochtige heidevelden, zou worden ontgonnen, maar het noordelijk deel, waarin een aantal vennen lagen, gespaard zou blijven. Na de oorlog was er een nieuwe burgemeester die de afspraak ontkende en ook het overige gebied wilde ontginnen. Hierop volgde een diplomatiek offensief door het bestuur van het Brabants Landschap, waardoor de gemeente niet kon ontginnen. Begin jaren 60 werd het zuidelijk deel van de heide ontgonnen. Pas in 1999 kon het Brabants Landschap de resterende heide voor een symbolisch bedrag verwerven.
Het gebied bestaat uit vochtige heide met daarin een aantal grote vennen: Keienhurk, Berkven, Wit Holland Ven, Scherpven, en Kromven. Deze vennen zijn rijk aan watervogels en steltlopers, zoals Groenpootruiter en Zwarte ruiter, en er komen 24 soorten libellen voor, waaronder de zeldzame Kempense heidelibel en de Gevlekte witsnuitlibel. De flora kenmerkt zich door Klokjesgentiaan, Oeverkruid en Moerashertshooi.
Aangrenzend in het noorden en oosten ligt de Kuikeindse Heide, wat een naaldhoutgebied is. In het westen en zuiden ligt het dal van de Grote Beerze, waarlangs zich een aantal natuurgebieden bevinden die als Dal van de Groote Beerze door het Brabants Landschap worden beheerd. Ook ligt hier de plaats Westelbeers.
De Landschotse Heide is een natuurgebied van 239 ha in de Nederlandse provincie Noord-Brabant, ten zuiden van Middelbeers en ten oosten van Westelbeers. Het is eigendom van het Brabants Landschap. Het wordt ook wel 'Het Wit-Holland genoemd naar het bekendste meer van de vier vennen die daar liggen. Het Wit-Holland is ook het meer waar men 's winters schaatst als dat kan.
De Landschotse Heide maakte deel uit van een veel groter heidegebied. In 1937 was met de gemeente Oost-, West- en Middelbeers afgesproken dat het zuidelijk deel hiervan, 500 ha vochtige heidevelden, zou worden ontgonnen, maar het noordelijk deel, waarin een aantal vennen lagen, gespaard zou blijven. Na de oorlog was er een nieuwe burgemeester die de afspraak ontkende en ook het overige gebied wilde ontginnen. Hierop volgde een diplomatiek offensief door het bestuur van het Brabants Landschap, waardoor de gemeente niet kon ontginnen. Begin jaren 60 werd het zuidelijk deel van de heide ontgonnen. Pas in 1999 kon het Brabants Landschap de resterende heide voor een symbolisch bedrag verwerven.
Het gebied bestaat uit vochtige heide met daarin een aantal grote vennen: Keienhurk, Berkven, Wit Holland Ven, Scherpven, en Kromven. Deze vennen zijn rijk aan watervogels en steltlopers, zoals Groenpootruiter en Zwarte ruiter, en er komen 24 soorten libellen voor, waaronder de zeldzame Kempense heidelibel en de Gevlekte witsnuitlibel. De flora kenmerkt zich door Klokjesgentiaan, Oeverkruid en Moerashertshooi.
Aangrenzend in het noorden en oosten ligt de Kuikeindse Heide, wat een naaldhoutgebied is. In het westen en zuiden ligt het dal van de Grote Beerze, waarlangs zich een aantal natuurgebieden bevinden die als Dal van de Groote Beerze door het Brabants Landschap worden beheerd. Ook ligt hier de plaats Westelbeers.
dinsdag 21 mei 2024
Juffers en Libellen op de waterbergingsplas
Eerder deze week filmde ik enkele Juffers en echte Libellen op de waterbergingsplas aan het schotelven in Netersel. Er hangen veel larvevelletjes tegen de plantenstengels. Geen riet maar Grote egelskop planten, die op tijdens de bloeitijd door de kogelronde bloeiwijzen boven in de vertakte hoofdstengel hebben. De jonge libelle die nu uitsluipen hebben er al een paar jaar onder water of zelfs in de modder op zitten. Het onderwater leven van libellen duurt dus beduidend langer als het boven water leven, dat - variërend van de soort - maar enkel maanden duurt.
De taak van de juffers en libellen is er enkel op de voortplanting gericht, waardoor de soort blijft bestaan. De waterbergingsplas maakt onderdeel uit van natuurherstel "Natte Natuurparel De Utrecht", die in 2021 en 2022 is uitgevoerd. Nu twee en een half jaar later zien we een toenamen van de biodiversiteit in het gebied. Vorig jaar maakte ik al een video: Nieuw vogel habitat op waterberging Schotelven. Die video belichte de ontwikkeling op de vogels die er een plaats hebben gevonden. Maar er is veel meer. De ontwikkeling heeft ook oude planten teruggebracht, waarvan de zaden in de diepere bodem zijn behouden en na het verwijderen van de vruchtbare toplaag tot ontplooi zijn gekomen.
In de beschikbare ondertiteling worden de namen van de juffers en libellen getoond. Zet daarom de ondertiteling aan. Vergeet ook niet de video te liken en abonneer u op mijn kanaal, zodat je altijd de nieuwste video's krijgt voorgeschoteld.
De taak van de juffers en libellen is er enkel op de voortplanting gericht, waardoor de soort blijft bestaan. De waterbergingsplas maakt onderdeel uit van natuurherstel "Natte Natuurparel De Utrecht", die in 2021 en 2022 is uitgevoerd. Nu twee en een half jaar later zien we een toenamen van de biodiversiteit in het gebied. Vorig jaar maakte ik al een video: Nieuw vogel habitat op waterberging Schotelven. Die video belichte de ontwikkeling op de vogels die er een plaats hebben gevonden. Maar er is veel meer. De ontwikkeling heeft ook oude planten teruggebracht, waarvan de zaden in de diepere bodem zijn behouden en na het verwijderen van de vruchtbare toplaag tot ontplooi zijn gekomen.
In de beschikbare ondertiteling worden de namen van de juffers en libellen getoond. Zet daarom de ondertiteling aan. Vergeet ook niet de video te liken en abonneer u op mijn kanaal, zodat je altijd de nieuwste video's krijgt voorgeschoteld.
maandag 20 mei 2024
Canadese gans met kuikens op het Schotelven
Het aantal ganzen op de waterberging aan het Schotelven in Netersel is dit jaar kleiner als vorig jaar. Vooral de Grauwe ganzen populatie is kleiner. Het aantal Grote Canadese ganzen is vrij gelijk, sterker nog die is weer aan het toenemen, en dat met de zeven ganzenkuikens. Vanmorgen kreeg ik ze voor de lens toen ze uit het water stapten.
Veel vennen staan onder druk door de grote aantal ganzen. Hun uitwerpselen vertroebelen het water en laten een laagje mest achter op de bodem. Geen mest waar waterplanten harder van gaan groeien, maar een zuren afdekkende laag, waar waterplantjes slechter door groeien. En dat is weer nadelig voor insectenlarve, zoals die van libellen. Duikeenden jager onder water op zicht. Ze zien de visjes en larven moeilijker waardoor leefgebied verslechterd. Met name de Dodaars is daar gevoelig voor. Die beef dit voorjaar weg op de waterbergingsplas, tot dit weekend. Vanmorgen zag en hoorde ik ze weer.
De landelijke aantallen van de Grote Canadese gans zijn vooral vanaf 1995 sterk toegenomen. De groepen zijn het grootst in nazomer en herfst, wanneer de ganzen veelal oogstresten op akkers bezoeken. In de loop van de winter vallen de meeste groepen uiteen. Tussen juni en augustus ontstaan ruiconcentraties tot enkele duizenden vogels op grote open wateren.
Vóór het ontstaan van een eigen broedpopulatie waren Grote Canadese ganzen alleen in strenge winters, zoals 1978/79, in noemenswaardige aantallen aanwezig. Het ging dan om Zweedse vogels. De eerste broedgevallen, vanaf 1974, mislukten veelal door afschot en verstoring. Dit hield de stormachtige kolonisatie van Nederland echter niet tegen. Deze vond in eerste instantie plaats vanuit verspreidingskernen zoals in Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant. Nog steeds zijn deze provincies goed voor minstens de helft van de broedpopulatie. Deze omvatte rond 2000 al 1200 paren en groeide daarna sterk door. Door het optreden van ondersoorten, hybriden en nakomelingen van mengparen (bijvoorbeeld met Brandgans of Grauwe Gans) vertoont een deel van de Grote Canadese Ganzen 'onzuivere' kenmerken.
Veel vennen staan onder druk door de grote aantal ganzen. Hun uitwerpselen vertroebelen het water en laten een laagje mest achter op de bodem. Geen mest waar waterplanten harder van gaan groeien, maar een zuren afdekkende laag, waar waterplantjes slechter door groeien. En dat is weer nadelig voor insectenlarve, zoals die van libellen. Duikeenden jager onder water op zicht. Ze zien de visjes en larven moeilijker waardoor leefgebied verslechterd. Met name de Dodaars is daar gevoelig voor. Die beef dit voorjaar weg op de waterbergingsplas, tot dit weekend. Vanmorgen zag en hoorde ik ze weer.
De landelijke aantallen van de Grote Canadese gans zijn vooral vanaf 1995 sterk toegenomen. De groepen zijn het grootst in nazomer en herfst, wanneer de ganzen veelal oogstresten op akkers bezoeken. In de loop van de winter vallen de meeste groepen uiteen. Tussen juni en augustus ontstaan ruiconcentraties tot enkele duizenden vogels op grote open wateren.
Vóór het ontstaan van een eigen broedpopulatie waren Grote Canadese ganzen alleen in strenge winters, zoals 1978/79, in noemenswaardige aantallen aanwezig. Het ging dan om Zweedse vogels. De eerste broedgevallen, vanaf 1974, mislukten veelal door afschot en verstoring. Dit hield de stormachtige kolonisatie van Nederland echter niet tegen. Deze vond in eerste instantie plaats vanuit verspreidingskernen zoals in Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant. Nog steeds zijn deze provincies goed voor minstens de helft van de broedpopulatie. Deze omvatte rond 2000 al 1200 paren en groeide daarna sterk door. Door het optreden van ondersoorten, hybriden en nakomelingen van mengparen (bijvoorbeeld met Brandgans of Grauwe Gans) vertoont een deel van de Grote Canadese Ganzen 'onzuivere' kenmerken.
vrijdag 17 mei 2024
Knobbelzwanen op waterberging Schotelven
Op de waterberging aan het Schotelven in Netersel verblijven en enkele maanden twee Knobbelzwanen. Vermoedelijk een- of tweejarige. Pas bij het 3e of 4e levensjaar zijn ze tot voortplanting in staat. Het mannetje is groter; hij heeft ook een zwaardere nek. Het mannetje heeft een knobbel bovenop de snavel; bij vrouwtjes ontbreekt die. In de lente zwelt die knobbel aan en wordt de snavel roder.
Zwanen zijn vruchtbaar vanaf hun 3e of 4e levensjaar. Begin april breekt de broedtijd aan en wordt er een nest gemaakt van riet en waterplanten waarin het vrouwtje gemiddeld 5 tot 8 eieren legt. Deze broedt ze uit in ongeveer 37 dagen.
De jongen blijven een heel jaar bij hun ouders. Voor vogels is dat erg lang. De jongen verlaten wel spoedig het nest en kunnen na 4 tot 5 maanden vliegen. De ouders dragen hun jongen, zoals bij futen, af en toe op de rug.
De Waterbergingsplas in Netersel aan het Schotelven is een broedplaats voor veel watervogels. De plas maakt onderdeel uit van het natuurherstel "Natte Natuurparel De Utrecht". Nu is het Natura 2000 gebied, net als Neterselse Heide, waar het direct aan grenst. Omdat het daar een rust- en broedgebied betreft is niet toegankelijk voor publiek. Overigens mogen wandelaars en fietsers nergens buiten de opengestelde paden.
Zwanen zijn vruchtbaar vanaf hun 3e of 4e levensjaar. Begin april breekt de broedtijd aan en wordt er een nest gemaakt van riet en waterplanten waarin het vrouwtje gemiddeld 5 tot 8 eieren legt. Deze broedt ze uit in ongeveer 37 dagen.
De jongen blijven een heel jaar bij hun ouders. Voor vogels is dat erg lang. De jongen verlaten wel spoedig het nest en kunnen na 4 tot 5 maanden vliegen. De ouders dragen hun jongen, zoals bij futen, af en toe op de rug.
De Waterbergingsplas in Netersel aan het Schotelven is een broedplaats voor veel watervogels. De plas maakt onderdeel uit van het natuurherstel "Natte Natuurparel De Utrecht". Nu is het Natura 2000 gebied, net als Neterselse Heide, waar het direct aan grenst. Omdat het daar een rust- en broedgebied betreft is niet toegankelijk voor publiek. Overigens mogen wandelaars en fietsers nergens buiten de opengestelde paden.
dinsdag 14 mei 2024
De Merel is Nederlands populairste zangvogel
De zang van de Merel is misschien wel het bekendste en meest geliefde van alle Nederlandse vogelsoorten. Dat Nederland van de merel houdt bleek uit een verkiezing in 2010 van het radioprogramma Vroege Vogels waarin men kon stemmen op de mooiste vogelzang.
Zo'n 77.000 luisteraars lieten hun voorkeur weten via de website van Vroege Vogels. De merel scoorde het hoogst met bijna 4.200 stemmen. Als tweede eindigde de nachtegaal, gevolgd door de zanglijster. Dat de merel deze wedstrijd won is natuurlijk met goede reden: zijn zang is niet alleen prachtig en uniek, maar ook vrijwel overal in Nederland te horen. Veel mensen kennen de merelzang en associëren zijn weemoedige klanken met het naderende voorjaar.
De merel mag met recht een vroege vogel genoemd worden. Het maakt niet uit hoe kort de nachten worden in de zomer, al ruim vóór zonsopgang laat elke merelman in de buurt zijn lied horen. Zeker op plaatsen met kunstlicht kunnen zijn klanken zelfs in het holst van de nacht rondgalmen. Hoewel wij allemaal meegenieten, is het zingen voor de merel een serieuze zaak. Hiermee kan hij vrouwtjes lokken maar vooral ook rivalen op afstand houden. Met zijn zang zegt hij eigenlijk ‘deze plek is van mij’. Als een rivaal hier niet naar luistert, zal de territoriumhouder niet schromen om de rivaal te verjagen op minder prettige manieren.
Gevechten tussen merelmannen kunnen er fel aan toegaan. Mannetjes gaan volledig op in de strijd en verliezen de aandacht voor alles om zich heen. Met alle gevolgen van dien. Zelf heb ik eens mijn hart vastgehouden toen ik een gevecht tussen merelmannen zag uitbreken op de weg, met auto’s die er rakelings langsraasden. Het oog voor het verkeer was volledig verloren. Beide merels ontsnapten op het nippertje, meer door geluk dan door oplettendheid. Het was makkelijk te zien hoe mis zo een gevecht kan gaan.
Zo'n 77.000 luisteraars lieten hun voorkeur weten via de website van Vroege Vogels. De merel scoorde het hoogst met bijna 4.200 stemmen. Als tweede eindigde de nachtegaal, gevolgd door de zanglijster. Dat de merel deze wedstrijd won is natuurlijk met goede reden: zijn zang is niet alleen prachtig en uniek, maar ook vrijwel overal in Nederland te horen. Veel mensen kennen de merelzang en associëren zijn weemoedige klanken met het naderende voorjaar.
De merel mag met recht een vroege vogel genoemd worden. Het maakt niet uit hoe kort de nachten worden in de zomer, al ruim vóór zonsopgang laat elke merelman in de buurt zijn lied horen. Zeker op plaatsen met kunstlicht kunnen zijn klanken zelfs in het holst van de nacht rondgalmen. Hoewel wij allemaal meegenieten, is het zingen voor de merel een serieuze zaak. Hiermee kan hij vrouwtjes lokken maar vooral ook rivalen op afstand houden. Met zijn zang zegt hij eigenlijk ‘deze plek is van mij’. Als een rivaal hier niet naar luistert, zal de territoriumhouder niet schromen om de rivaal te verjagen op minder prettige manieren.
Gevechten tussen merelmannen kunnen er fel aan toegaan. Mannetjes gaan volledig op in de strijd en verliezen de aandacht voor alles om zich heen. Met alle gevolgen van dien. Zelf heb ik eens mijn hart vastgehouden toen ik een gevecht tussen merelmannen zag uitbreken op de weg, met auto’s die er rakelings langsraasden. Het oog voor het verkeer was volledig verloren. Beide merels ontsnapten op het nippertje, meer door geluk dan door oplettendheid. Het was makkelijk te zien hoe mis zo een gevecht kan gaan.
zaterdag 11 mei 2024
Oeverlibel raakt vleugellam door harde wind
Als je 's morgens vroeg op staat om een uitredende libel te filmen, kun je je niet inbeelden dat een uitreding fout af kan lopen. Ja, soms wordt een libel die tegen een boom of plantenstengel hangt door een predator gegrepen. De uitreding kan makkelijk 3 uur in beslag nemen. Gedurende die periode zijn de libellen erg kwetsbaar. Maar vanmorgen was de harde wind de oorzaak van de foute afloop.
Libellen maken onderwater diverse larvenstadia door waarbij ze telkens vervellen. De laatste vervelling vindt plaats als de libel uit het water komt en aan het laatste levensstadium begint. De libel larve zoekt een geschikte plek om uit het larvenvelletje te kruipen en zich met vloeistof op te pompen, waarbij het lichaam en de vleugels enorm uitgroeien. Als de vleugels opgepompt zijn moeten ze nog uitharden om tijdens het vliegen niet dubbel te vouwen. Bij de Gewone oever libel in deze video verliep de uitharding niet zo als het hoort. Door de harde wind waaide de bovenzijde van de voorvleugels over elkaar waardoor de vleugels aan elkaar vast haakten.
Verwoede pogingen van het onfortuinlijke beestje om de vleugels uit te kunnen slaan leiden tot niets. De voorvleugels bleven in elkaar gehaakt, waardoor vliegen onmogelijk werd. Uiteindelijk is de libel - mogelijk door uitputting - van de boom gewaaid en in het water terecht gekomen. Zo eindigde het landleven van deze mooie libel veel vroeger als normaal. Normaal leven libellen 2 tot 3 maanden nadat ze uit het water zijn gekomen. Hun taak boven water is volwassen worden, en zich voortplanten. Sommige libelle soorten leven langer. Zij overwinteren, vaak in zuid Europa. Dit zijn de treklibellen.
Libellen maken onderwater diverse larvenstadia door waarbij ze telkens vervellen. De laatste vervelling vindt plaats als de libel uit het water komt en aan het laatste levensstadium begint. De libel larve zoekt een geschikte plek om uit het larvenvelletje te kruipen en zich met vloeistof op te pompen, waarbij het lichaam en de vleugels enorm uitgroeien. Als de vleugels opgepompt zijn moeten ze nog uitharden om tijdens het vliegen niet dubbel te vouwen. Bij de Gewone oever libel in deze video verliep de uitharding niet zo als het hoort. Door de harde wind waaide de bovenzijde van de voorvleugels over elkaar waardoor de vleugels aan elkaar vast haakten.
Verwoede pogingen van het onfortuinlijke beestje om de vleugels uit te kunnen slaan leiden tot niets. De voorvleugels bleven in elkaar gehaakt, waardoor vliegen onmogelijk werd. Uiteindelijk is de libel - mogelijk door uitputting - van de boom gewaaid en in het water terecht gekomen. Zo eindigde het landleven van deze mooie libel veel vroeger als normaal. Normaal leven libellen 2 tot 3 maanden nadat ze uit het water zijn gekomen. Hun taak boven water is volwassen worden, en zich voortplanten. Sommige libelle soorten leven langer. Zij overwinteren, vaak in zuid Europa. Dit zijn de treklibellen.
vrijdag 10 mei 2024
Uitsluipende Platbuik op waterberging Schotelven
Vanmorgen zag ik een Platbuik libel die aan het uitsluipen was. Uitsluipen is de laatste vervelling van een libel, waarbij het leven boven water is aangebroken. De eieren komen na twee tot vijf weken uit, waarna de nimf (larve) verschijnt. Jonge nimfen bevinden zich vaak op de bodem, de oudere graven zich in. De ontwikkeling van nimf tot imago duurt meestal twee jaar, onder gunstige omstandigheden kan een nimf zich al na een jaar tot volwassen libel ontwikkelen.
De larvenhuidjes kunnen tot meer dan tien meter van het water gevonden worden zeker wanneer er geen of nauwelijks voldoende vegetatie of andere uitsluipsubstraten aanwezig zijn. Als een echte pionier wordt de Platbuik veelal aangetroffen bij door mensen gecreëerde wateren, zoals weidepoelen, leemkuilen, pas gegraven sloten en plasjes, steengroeven en ondiep water met weinig begroeiing op de oevers.
Voortplanting gebeurt over het algemeen bij wateren met een spaarzame oeverbegroeiing en weinig waterplanten. Bij een dichte begroeiing met waterplanten verdwijnt de soort meestal. De larve heeft een lengte van 21 -26 mm. Het is een vrij grote korenbout met zwak ontwikkelde rugdoornen en de rugdoorn op segment 9 is afwezig. De labiale palp heeft diep ingesneden golfvormige tanden. De ogen zijn relatief klein en knopvormig en steken iets naar buiten uit. De huidjes zijn weinig variabel van kleur.
De larvenhuidjes kunnen tot meer dan tien meter van het water gevonden worden zeker wanneer er geen of nauwelijks voldoende vegetatie of andere uitsluipsubstraten aanwezig zijn. Als een echte pionier wordt de Platbuik veelal aangetroffen bij door mensen gecreëerde wateren, zoals weidepoelen, leemkuilen, pas gegraven sloten en plasjes, steengroeven en ondiep water met weinig begroeiing op de oevers.
Voortplanting gebeurt over het algemeen bij wateren met een spaarzame oeverbegroeiing en weinig waterplanten. Bij een dichte begroeiing met waterplanten verdwijnt de soort meestal. De larve heeft een lengte van 21 -26 mm. Het is een vrij grote korenbout met zwak ontwikkelde rugdoornen en de rugdoorn op segment 9 is afwezig. De labiale palp heeft diep ingesneden golfvormige tanden. De ogen zijn relatief klein en knopvormig en steken iets naar buiten uit. De huidjes zijn weinig variabel van kleur.
donderdag 9 mei 2024
Roodborst nest met vier jonge kuikentjes
De Roodborst heeft vier jonge kuikentjes van ongeveer een week oud. Vader en moeder roodborst zijn de gehele dag druk in de weer om ze te voeden met vliegjes en wormpjes.
Kleine bruine vogel met kenmerkende oranjerode borst en gezicht en een lichte onderbuik. Leeft buiten de broedperiode solitair. Jonge vogels zijn lichtbruin gevlekt. Man en vrouw zien er hetzelfde uit. De roodborst eet vooral insecten, larven, spinnen, slakken en wormen. In de winter vult ze het insectendieet aan met zaden, vruchten en voedselrestjes.
Een roodborstnest telt gemiddeld vier tot zes eieren. Enkel het vrouwtje staat in voor het broeden. Na twee weken komen de eieren uit. Opmerkelijk: dit gebeurt bijna altijd ’s nachts of in de vroege ochtend. Zowel het mannetje als het vrouwtje staan in voor de broedzorg. De roodborst heeft twee legsels per jaar. Wanneer het vrouwtje aan het tweede legsel begint, staat het mannetje alleen in voor de jongen van het eerste legsel.
De nestopnames zijn gemaakt met een Panasonic VX870 4K camera. De opnames buiten het nest zijn gemaakt met een Nikon D500, uitgerust met een 200-500 mm telelens.
Kleine bruine vogel met kenmerkende oranjerode borst en gezicht en een lichte onderbuik. Leeft buiten de broedperiode solitair. Jonge vogels zijn lichtbruin gevlekt. Man en vrouw zien er hetzelfde uit. De roodborst eet vooral insecten, larven, spinnen, slakken en wormen. In de winter vult ze het insectendieet aan met zaden, vruchten en voedselrestjes.
Een roodborstnest telt gemiddeld vier tot zes eieren. Enkel het vrouwtje staat in voor het broeden. Na twee weken komen de eieren uit. Opmerkelijk: dit gebeurt bijna altijd ’s nachts of in de vroege ochtend. Zowel het mannetje als het vrouwtje staan in voor de broedzorg. De roodborst heeft twee legsels per jaar. Wanneer het vrouwtje aan het tweede legsel begint, staat het mannetje alleen in voor de jongen van het eerste legsel.
De nestopnames zijn gemaakt met een Panasonic VX870 4K camera. De opnames buiten het nest zijn gemaakt met een Nikon D500, uitgerust met een 200-500 mm telelens.
zondag 5 mei 2024
De territorium zang van de Zwartkop
De Zwartkop is de laatste decennia sterk in aantal toegenomen door natuurlijker bosbeheer en ouder wordende bossen. Als je door de bossen fietst of wandelt hoor je er om de honderd meter een zingen. Heeft een voorkeur voor struiken en oudere bomen. Deze trof ik aan de waterberging aan het Schotelven in Netersel.
Ze laten zich niet altijd makkelijk zien, maar zijn melodieuze zang is in het voorjaar des te beter te horen. De zang is melodieus en gevarieerd. Kenmerkend zijn de luide, heldere en hoge tonen aan het einde van de zang. Bij onraad een herhaald "tek-tek".
De Zwartkop is ongeveer net zo groot als een koolmees en dankt zijn naam aan de zwarte pet op zijn kop, die alleen het mannetje draagt. Het vrouwtje heeft een roestbruine pet. Bij het mannetje is de rest van het verenkleed grijs, bij het vrouwtje grijsbruin. Een jong mannetje heeft in de winter een zwarte pet, met bruine vlekken. De zwartkop vliegt weinig en laat zich vooral horen.
De Zwartkop broedt in bossen en halfopen landschappen met bomen en struiken. Leeft bij voorkeur in loof- en gemengde bossen met een rijke ondergroei van vooral bramen. Komt ook voor in parken, tuinen en andere halfopen landschappen met bomen en struiken.
Eet tijdens de broedperiode insecten. De rest van het jaar vooral allerlei soorten bessen en vruchten.
Ze laten zich niet altijd makkelijk zien, maar zijn melodieuze zang is in het voorjaar des te beter te horen. De zang is melodieus en gevarieerd. Kenmerkend zijn de luide, heldere en hoge tonen aan het einde van de zang. Bij onraad een herhaald "tek-tek".
De Zwartkop is ongeveer net zo groot als een koolmees en dankt zijn naam aan de zwarte pet op zijn kop, die alleen het mannetje draagt. Het vrouwtje heeft een roestbruine pet. Bij het mannetje is de rest van het verenkleed grijs, bij het vrouwtje grijsbruin. Een jong mannetje heeft in de winter een zwarte pet, met bruine vlekken. De zwartkop vliegt weinig en laat zich vooral horen.
De Zwartkop broedt in bossen en halfopen landschappen met bomen en struiken. Leeft bij voorkeur in loof- en gemengde bossen met een rijke ondergroei van vooral bramen. Komt ook voor in parken, tuinen en andere halfopen landschappen met bomen en struiken.
Eet tijdens de broedperiode insecten. De rest van het jaar vooral allerlei soorten bessen en vruchten.
donderdag 2 mei 2024
Oeverlopers wippen voortdurend met de staart
De naam Oeverloper had niet beter gekozen kunnen worden. Overal waar min of meer kale oevers zijn aan zoet water kan hij worden waargenomen, maar nooit in grote groepen. Zo zag ik vanmorgen deze Oeverloper in Netersel op de waterbergingsplas aan het Schotelven. Als broedvogel is hij zeldzaam en staat op de Rode Lijst. Het heen en weer wippen van het achterlijf en de kop is opvallend gedrag van de oeverloper.
Het is een kleine steltloper met korte, groenige poten en korte snavel. Grijsbruin van boven, wit van onderen. Borst grijsbruin, met opvallend witte krul omhoog op zijborst. Langgerekt achterlijf, wipt daar vaak mee, net als met de kop. Vliegt bij verstoring laag over het water weg met stijve, trekkende vleugelslagen. Dan zijn ook witte vleugelstrepen te zien. Verwante soorten zijn groter en hebben langere poten.
Ze leven aan schaars begroeide oevers van zoet, ook wel brak water. Aan meren en plassen, langs rivieren, beken, kanalen en sloten. Broedt vooral op zandige oevers met kale plekken en wat beschutting, langs rivieren en kanalen. Vooral insecten en hun larven (kevers, vliegen, muggen), spinnen, slakjes, kleine kreeftachtigen, wormen en soms kikkertjes, padjes, kikkervisjes en kleine visjes, ook wel plantaardig materiaal. Wordt op zicht gezocht, waarbij de oeverloper soms sluipt. Wast ook soms voedsel. Foerageert bijna altijd alleen, verdedigt voedselterritorium.
Het is een kleine steltloper met korte, groenige poten en korte snavel. Grijsbruin van boven, wit van onderen. Borst grijsbruin, met opvallend witte krul omhoog op zijborst. Langgerekt achterlijf, wipt daar vaak mee, net als met de kop. Vliegt bij verstoring laag over het water weg met stijve, trekkende vleugelslagen. Dan zijn ook witte vleugelstrepen te zien. Verwante soorten zijn groter en hebben langere poten.
Ze leven aan schaars begroeide oevers van zoet, ook wel brak water. Aan meren en plassen, langs rivieren, beken, kanalen en sloten. Broedt vooral op zandige oevers met kale plekken en wat beschutting, langs rivieren en kanalen. Vooral insecten en hun larven (kevers, vliegen, muggen), spinnen, slakjes, kleine kreeftachtigen, wormen en soms kikkertjes, padjes, kikkervisjes en kleine visjes, ook wel plantaardig materiaal. Wordt op zicht gezocht, waarbij de oeverloper soms sluipt. Wast ook soms voedsel. Foerageert bijna altijd alleen, verdedigt voedselterritorium.
zaterdag 27 april 2024
De Boompieper op de Neterselse Heide
De boompieper leeft graag aan de rand van bossen en open plekken. Moerassen zijn zeer geliefd, maar ook kaalgekapte bospercelen en heideterreinen worden volop bewoond door boompiepers. In tegenstelling tot graspiepers gaan boompiepers vaak in een boom zitten.
Vooral de zangvlucht van een boompieper, net als die van de graspieper, is erg karakteristiek. Vanuit een boom begint de vogel omhoog te vliegen om vervolgens als een parachute of een badmintonshuttle met stijve vleugels en hangende poten weer in een boom te landen. Midden op de dag op een zinderende hete heide, als alle andere vogelsoorten hun snavels op elkaar houden, kan de melodieuze zang van boompiepers nog gehoord worden.
De Boompieper lijkt sterk op graspieper maar heeft een markanter koppatroon en een iets dikkere snavel. Langs de flanken lopen fijne dunne penseelstreekjes die duidelijk dunner zijn dan de borststreping (bij de graspieper zijn deze ongeveer gelijk); als het te zien is, is de korte achternagel ook een goed kenmerk. Best te onderscheiden aan de hand van geluid en gedrag. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje.
Op de zandgronden is de boompieper een karakteristieke broedvogel van heidevelden en duinen met enige opslag. Voorts nestelt hij (ten dele ook buiten de zandgronden) op kaalslagen, in jonge aanplant en soms ook bosjes en wegbeplanting in boerenland. Ook populierenbossen en verdrogende en verbossende laagveenmoerassen worden bezet.
Vooral de zangvlucht van een boompieper, net als die van de graspieper, is erg karakteristiek. Vanuit een boom begint de vogel omhoog te vliegen om vervolgens als een parachute of een badmintonshuttle met stijve vleugels en hangende poten weer in een boom te landen. Midden op de dag op een zinderende hete heide, als alle andere vogelsoorten hun snavels op elkaar houden, kan de melodieuze zang van boompiepers nog gehoord worden.
De Boompieper lijkt sterk op graspieper maar heeft een markanter koppatroon en een iets dikkere snavel. Langs de flanken lopen fijne dunne penseelstreekjes die duidelijk dunner zijn dan de borststreping (bij de graspieper zijn deze ongeveer gelijk); als het te zien is, is de korte achternagel ook een goed kenmerk. Best te onderscheiden aan de hand van geluid en gedrag. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje.
Op de zandgronden is de boompieper een karakteristieke broedvogel van heidevelden en duinen met enige opslag. Voorts nestelt hij (ten dele ook buiten de zandgronden) op kaalslagen, in jonge aanplant en soms ook bosjes en wegbeplanting in boerenland. Ook populierenbossen en verdrogende en verbossende laagveenmoerassen worden bezet.
zaterdag 20 april 2024
De onbekende roep van de Vlaamse gaai
De Vlaamse gaai (Garrulus glandarius) staat bekend als een vogel met een krassend roep. De wetenschappelijke naam van de Gaai is "garrulus". De letterlijke vertaling naar het Nederlands is "krasser". Maar er zijn veel roep-variaties van de Vlaamse gaai. Twee jaar geleden maakte ik al eens opnames van een onbekende imitatie variant van de roep van de Gaai. Vanmorgen produceerde de Gaai dat geluid weer, net als ik die afgelopen dagen hoorde. Het blijft een raadsel wat deze vogel imiteerde. Vanmorgen wist ik de Gaai weer op video vast te leggen, inclusief zijn imitatie.
Ik heb op internet gezocht naar een beschrijving van deze roep variant, maar zonder resultaat. Op de website https://xeno-canto.org zijn wel vergelijkbare geluid recordings te vinden. De omschrijving van de opname is "imitatie roep". De Gaai staat alom bekend als een goede imitator. De bekendste imitatie is die van een Buizerd. Dat doet hij om indringers uit zijn broedgebied te verjagen. Ook bootst hij kattengemauw na. Maar welk geluid de gaai maakt die in deze video te horen is, blijft een raadsel.
Nu rest de vraag, is het een van zijn roep- of zang varianten, of is het toch een imitatie van geluiden die de gaai ergens heeft opgevangen? In de regel laat een Gaai minstens drie verschillende geluiden horen in zijn onopvallende, zachte zang. Niet te verwarren met zijn vele rauwe kreten.
De meest bekende imitatie, die van de Buizerd, is maar in twee gevallen gehoord. De imitatie van mezen, de lijsterzang, het gekef van eekhoorntjes, kattengemauw en keffen van een hondje zijn minder bekend.
Ik heb op internet gezocht naar een beschrijving van deze roep variant, maar zonder resultaat. Op de website https://xeno-canto.org zijn wel vergelijkbare geluid recordings te vinden. De omschrijving van de opname is "imitatie roep". De Gaai staat alom bekend als een goede imitator. De bekendste imitatie is die van een Buizerd. Dat doet hij om indringers uit zijn broedgebied te verjagen. Ook bootst hij kattengemauw na. Maar welk geluid de gaai maakt die in deze video te horen is, blijft een raadsel.
Nu rest de vraag, is het een van zijn roep- of zang varianten, of is het toch een imitatie van geluiden die de gaai ergens heeft opgevangen? In de regel laat een Gaai minstens drie verschillende geluiden horen in zijn onopvallende, zachte zang. Niet te verwarren met zijn vele rauwe kreten.
De meest bekende imitatie, die van de Buizerd, is maar in twee gevallen gehoord. De imitatie van mezen, de lijsterzang, het gekef van eekhoorntjes, kattengemauw en keffen van een hondje zijn minder bekend.
dinsdag 16 april 2024
Knobbelzwaan voedt zich met onderwaterplanten
Het voedsel van de Knobbelzwaan bestaat uit waterplanten en waterdiertjes. Zwanen zijn met hun lange hals gespecialiseerd in het grondelen naar waterplanten op diepten waar grondelende eenden niet meer bij kunnen. Verder eten ze gras.
Knobbelzwanen zijn sierlijke witte watervogels. Geheel wit verenkleed. Poten zwart of vleeskleurig ('Poolse zwaan', gekweekte vorm). Jonge knobbelzwanen komen in twee varianten voor: met een bruin verenkleed en een wit verenkleed. Brede, platte, oranje snavel. Het mannetje heeft een grote zwarte knobbel boven de snavelbasis.
Knobbelzwanen komen overal voor waar zoet water is. Ze broeden in laaggelegen delen van het land, vooral in open graslanden met veel sloten in het veenweidegebied. Ook wel in parken. Ze ruien buiten de broedtijd op open water, zoals de Veluwerandmeren, het IJsselmeer en in de Delta. Niet-broeders zijn ook veel op weilanden te zien.
De broedt duurt van maart tot en met mei. Een nest per jaar met vijf tot zeven eieren. De vrouw broedt die uit in 36 dagen. Langs de oever of soms in het riet zit de knobbelzwaan op een groot nest van takken, riet en plantaardig materiaal dat door de man fel wordt verdedigd met de kop naar achter, opgezette vleugels en een sissend geluid. Ze broeden vanaf het derde of vierde jaar.
Knobbelzwanen zijn sierlijke witte watervogels. Geheel wit verenkleed. Poten zwart of vleeskleurig ('Poolse zwaan', gekweekte vorm). Jonge knobbelzwanen komen in twee varianten voor: met een bruin verenkleed en een wit verenkleed. Brede, platte, oranje snavel. Het mannetje heeft een grote zwarte knobbel boven de snavelbasis.
Knobbelzwanen komen overal voor waar zoet water is. Ze broeden in laaggelegen delen van het land, vooral in open graslanden met veel sloten in het veenweidegebied. Ook wel in parken. Ze ruien buiten de broedtijd op open water, zoals de Veluwerandmeren, het IJsselmeer en in de Delta. Niet-broeders zijn ook veel op weilanden te zien.
De broedt duurt van maart tot en met mei. Een nest per jaar met vijf tot zeven eieren. De vrouw broedt die uit in 36 dagen. Langs de oever of soms in het riet zit de knobbelzwaan op een groot nest van takken, riet en plantaardig materiaal dat door de man fel wordt verdedigd met de kop naar achter, opgezette vleugels en een sissend geluid. Ze broeden vanaf het derde of vierde jaar.
zondag 14 april 2024
Het nest van de Fuut is verborgen tussen het riet
De Fuut bouwt zijn nest op een platform in het water, gefixeerd aan begroeiing of een tak, bij voorkeur goed verborgen in het riet. Jongen verlaten al snel het nest en worden op de rug van hun ouders warm gehouden. Ze worden nog tien weken gevoerd door hun ouders.
Het vrouwtje legt drie tot vijf eieren, die ze samen uitbroeden. Het duurt bijna een maand voor de jongen uitkomen. Hoewel ze meteen kunnen zwemmen en duiken, blijven de jongen eerst zo’n twee weken onder het veilige verenkleed van hun ouders zitten, waar ze gevoerd en warm gehouden worden. Meestal hebben ze één broedsel, soms een tweede als jongen van het eerste nest zo'n zes weken oud zijn.
De Fuut kan bij het duiken maximaal 60 seconden onder water blijven. De snelle jager zoekt onder water naar vissen, het hoofdbestanddeel van zijn voedsel. Aan land beweegt hij zich eerder onbeholpen voort en is daarom slechts zelden te zien.
Het vrouwtje legt drie tot vijf eieren, die ze samen uitbroeden. Het duurt bijna een maand voor de jongen uitkomen. Hoewel ze meteen kunnen zwemmen en duiken, blijven de jongen eerst zo’n twee weken onder het veilige verenkleed van hun ouders zitten, waar ze gevoerd en warm gehouden worden. Meestal hebben ze één broedsel, soms een tweede als jongen van het eerste nest zo'n zes weken oud zijn.
De Fuut kan bij het duiken maximaal 60 seconden onder water blijven. De snelle jager zoekt onder water naar vissen, het hoofdbestanddeel van zijn voedsel. Aan land beweegt hij zich eerder onbeholpen voort en is daarom slechts zelden te zien.
vrijdag 12 april 2024
Kuifeenden bij kijkhut 'Hageven' Neerpelt
Het 'Hageven' en 'De Plateaux' vormen samen een internationale natuurgebied in de gemeente Neerpeld (Bel) en Bergeijk (Ned) van van bijna 600 hectaren. Het Belgische deel 'Hageven' ligt ingeklemd tussen het Belgische Lommel, Neerpelt, Hamont-Achel en het Nederlandse Bergeijk. Samen met het aangrenzende gebied 'De Plateaux' in het Nederlandse Bergeijk, is dit het internationale natuurgebied Plateaux-Hageven.
Aan de waterrand van het 'Hageven' in het Belgische Neerpelt staat onderstaande Vogel kijk-observatie hut. Vanaf de parkeerplaats van het Bezoekerscentrum De Wulp van Natuurpunt is het maar ongeveer 500 meter lopen om bij de kijkhut te komen. De locatie is goed gekozen. Doordat het aan de zuidkant van de Gemeentevijver ligt is het licht optimaal, de vogels in de zon en de zon achter je rug en het licht op de vogels.
Aan de waterrand van het 'Hageven' in het Belgische Neerpelt staat onderstaande Vogel kijk-observatie hut. Vanaf de parkeerplaats van het Bezoekerscentrum De Wulp van Natuurpunt is het maar ongeveer 500 meter lopen om bij de kijkhut te komen. De locatie is goed gekozen. Doordat het aan de zuidkant van de Gemeentevijver ligt is het licht optimaal, de vogels in de zon en de zon achter je rug en het licht op de vogels.
dinsdag 9 april 2024
Harde wind en golvend water op waterbergingsplas
Door de harde wind was er vanmorgen veel deining op het water van de waterbergingsplas aan het Schotelven in Netersel. Voor een plas met geringe grootte spoelden de golven flink in op de oever van de plas.
Golven worden hoofdzakelijk onder anderen veroorzaakt door wind. Bij wind ontstaat golfslag door de windkracht, strijklengte en waterdiepte. Wind in de lengterichting van een kanaal of sloot veroorzaakt dus een grotere golfslag dan een wind die dwars op een kanaal of sloot staat. Bij meren en plassen is het effect van de strijklengte van de wind het grootst.
De lengte van een golf wordt bepaald door de windkracht, strijklengte en diepte van het water. De hoogte van een golf is op zijn beurt weer afhankelijk van de lengte van een golf. Als een golf namelijk hoger wordt dan 1/7 van zijn lengte breekt hij. Een golf met een lengte van 7 meter kan dus nooit hoger worden dan 1 meter! Verder is bij grote watervlakten de diepte van belang. Hoe groter de waterdiepte, hoe groter de golflengte en hoe hoger de golf.
Door waterverplaatsing wordt energie opgebouwd. Het water gaat daardoor golven en stromen. Als de golf tegen een waterkant (oever) aanloopt, komt de opgebouwde energie vrij. Het vrijkomen van deze energie veroorzaakt wrijving op waterkant en -bodem. Als een golf een oever nadert neemt de waterdiepte veelal af. De energie in de golfslag zal zich omhoog bewegen. Door deze opwaartse beweging neemt de golfhoogte toe.
Golven worden hoofdzakelijk onder anderen veroorzaakt door wind. Bij wind ontstaat golfslag door de windkracht, strijklengte en waterdiepte. Wind in de lengterichting van een kanaal of sloot veroorzaakt dus een grotere golfslag dan een wind die dwars op een kanaal of sloot staat. Bij meren en plassen is het effect van de strijklengte van de wind het grootst.
De lengte van een golf wordt bepaald door de windkracht, strijklengte en diepte van het water. De hoogte van een golf is op zijn beurt weer afhankelijk van de lengte van een golf. Als een golf namelijk hoger wordt dan 1/7 van zijn lengte breekt hij. Een golf met een lengte van 7 meter kan dus nooit hoger worden dan 1 meter! Verder is bij grote watervlakten de diepte van belang. Hoe groter de waterdiepte, hoe groter de golflengte en hoe hoger de golf.
Door waterverplaatsing wordt energie opgebouwd. Het water gaat daardoor golven en stromen. Als de golf tegen een waterkant (oever) aanloopt, komt de opgebouwde energie vrij. Het vrijkomen van deze energie veroorzaakt wrijving op waterkant en -bodem. Als een golf een oever nadert neemt de waterdiepte veelal af. De energie in de golfslag zal zich omhoog bewegen. Door deze opwaartse beweging neemt de golfhoogte toe.
maandag 8 april 2024
De Dodaars op zoek naar een Partner
De Dodaars broedt van april tot half augustus. Heeft één tot twee en soms drie legsels met gemiddeld 4-6 eieren, die met interval van 1-2 dagen worden gelegd. Broedduur: 20-21 dagen. Nest is drijvend platform van allerlei plantaardig materiaal, gefixeerd aan onderwatervegetatie. De jongen kunnen na 44-48 dagen vliegen.
De Dodaars is de kleinste van alle futen soorten. Deze schuwe watervogel is zelfs nog een slag kleiner dan het meer bekende waterhoen. De dodaars is broedvogel van ondiepe en beschutte wateren met een rijke oeverbegroeiing en onderwatervegetatie. Het water moet wel helder zijn. Zoals meer duiker jagen ze op zicht. Als het water troebel is wordt het jagen bemoeilijkt. Als er ook veel ganzen op het water zitten, wordt het water troebel door de uitwerpselen van de ganzen. Ook het plantenleven wordt door de ganzen bedreigt. Hun uitwerpselen bedekken de bodem, waardoor waterplanten niet kunnen kiemen.
De Dodaars is de kleine en enigszins gedrongen fuut met een kort snaveltje. De korte, lichte achterzijde is vaak opgezet en doet dan donsachtig aan. In zomerkleed overwegend donkerbruin met roodbruine wang en hals en opvallend witgele vlek aan snavelbasis. In winterkleed bovenzijde donkerbruin, wangen, zijflanken, hals en onderzijde lichtbruin/beige, witte halsvlek. Duikt regelmatig onderwater.
De Dodaars is de kleinste van alle futen soorten. Deze schuwe watervogel is zelfs nog een slag kleiner dan het meer bekende waterhoen. De dodaars is broedvogel van ondiepe en beschutte wateren met een rijke oeverbegroeiing en onderwatervegetatie. Het water moet wel helder zijn. Zoals meer duiker jagen ze op zicht. Als het water troebel is wordt het jagen bemoeilijkt. Als er ook veel ganzen op het water zitten, wordt het water troebel door de uitwerpselen van de ganzen. Ook het plantenleven wordt door de ganzen bedreigt. Hun uitwerpselen bedekken de bodem, waardoor waterplanten niet kunnen kiemen.
De Dodaars is de kleine en enigszins gedrongen fuut met een kort snaveltje. De korte, lichte achterzijde is vaak opgezet en doet dan donsachtig aan. In zomerkleed overwegend donkerbruin met roodbruine wang en hals en opvallend witgele vlek aan snavelbasis. In winterkleed bovenzijde donkerbruin, wangen, zijflanken, hals en onderzijde lichtbruin/beige, witte halsvlek. Duikt regelmatig onderwater.
woensdag 3 april 2024
Zingende Kneu op de Neterselse Heide
De Kneu is een echte heide vogel. Een man kneu in prachtkleed heeft een fraaie karmijnrode borst en 'baret'. In het voorjaar zijn nog Kneuen te zien die nog niet helemaal uitgekleurd zijn, waar de borstkleur nog niet zo rood ziet als wat later in het broedseizoen. De kneu broedt in lage struiken en struwelen nabij kruidenrijke vegetaties, in allerlei tamelijk open landschappen.
De Kneu is een kleine vinkensoort, kleiner dan huismus. Man heeft een warmbruine rug en in prachtkleed een karmijnrode borst en 'baret'. Na het broedseizoen is dat meer roodbruin. Mannetjes een grijs achterhoofd, bij vrouwtjes en onvolwassen vogels is dit bruingrijs. Vrouwtjes en onvolwassen vogels hebben een zwak gestreepte borst en kruin en hebben geen rood in het verenkleed. Grijze kegelvormige snavel. Vliegt vaak in groepjes met golvende vlucht, druk kwetterend.
De kneu broedt in dichte struiken in allerlei halfopen landschappen. Het talrijkst zijn kneuen in de duinen en in akkerbouwgebieden met hagen, maar ze broeden ook op plekken met jonge aanplant, oude struikheide met opslag en soms stedelijke bebouwing (tuinen, jonge groenvoorziening). Vanuit de liefst doornige struiken ondernemen kneuen in kleine groepjes voedselvluchten van soms drie kilometer naar plekken met een rijk aanbod aan zaden. Vanaf juli vormen zich groepen op voedselrijke plekken.
Ze broeden vanaf half april tot eind juli, meestal tussen eind april en half juni. Heeft twee tot drie broedsels per jaar met meestal 4-6 eieren. Broedduur 12-13 dagen. Bouwt nest vaak in laag en middelhoog struweel met uitstekende takken, liefst in doornige struiken, niet te dicht en niet te open. Ze broeden graag in semi-koloniaal verband. Niet erg territoriaal, soms meerdere nesten in een struik. De jongen zitten 12-17 dagen op het nest. Na uitvliegen, krijgen ze nog een tijdje begeleiding van de ouders.
De Kneu is een kleine vinkensoort, kleiner dan huismus. Man heeft een warmbruine rug en in prachtkleed een karmijnrode borst en 'baret'. Na het broedseizoen is dat meer roodbruin. Mannetjes een grijs achterhoofd, bij vrouwtjes en onvolwassen vogels is dit bruingrijs. Vrouwtjes en onvolwassen vogels hebben een zwak gestreepte borst en kruin en hebben geen rood in het verenkleed. Grijze kegelvormige snavel. Vliegt vaak in groepjes met golvende vlucht, druk kwetterend.
De kneu broedt in dichte struiken in allerlei halfopen landschappen. Het talrijkst zijn kneuen in de duinen en in akkerbouwgebieden met hagen, maar ze broeden ook op plekken met jonge aanplant, oude struikheide met opslag en soms stedelijke bebouwing (tuinen, jonge groenvoorziening). Vanuit de liefst doornige struiken ondernemen kneuen in kleine groepjes voedselvluchten van soms drie kilometer naar plekken met een rijk aanbod aan zaden. Vanaf juli vormen zich groepen op voedselrijke plekken.
Ze broeden vanaf half april tot eind juli, meestal tussen eind april en half juni. Heeft twee tot drie broedsels per jaar met meestal 4-6 eieren. Broedduur 12-13 dagen. Bouwt nest vaak in laag en middelhoog struweel met uitstekende takken, liefst in doornige struiken, niet te dicht en niet te open. Ze broeden graag in semi-koloniaal verband. Niet erg territoriaal, soms meerdere nesten in een struik. De jongen zitten 12-17 dagen op het nest. Na uitvliegen, krijgen ze nog een tijdje begeleiding van de ouders.
maandag 1 april 2024
Vinkachtigen, de ene vink is de andere niet
De familie van de Europese vinkachtigen (Fringillidae) bestaat uit zangvogels die voor een groot deel in de bossen leven. De meeste vinken zijn zaadeters en dat kun je zien aan de relatief korte en wat dikkere snavel. Daarbij hebben ze relatief grote kaakspieren, dit om de zaden te kunnen kraken. Bij vinken verschillen de mannetjes vaak in uiterlijk ten opzichte van de vrouwtjes. Veel vinken bouwen komvormige en stevige nesten. Wereldwijd komen er ruim 110 vinkensoorten voor.
De gewone vink en de groenling zijn kleine zangvogeltjes, die gemiddelde de grootte hebben van de huismus. Enkel de kruisbek en de appelvink zijn groter dan dit gemiddelde. Twee soorten die we trouwens niet heel vaak in onze tuin zullen aantreffen. Wij moeten het in hoofdzaak stellen met de gewone vink , de groenling. In de winter en voorjaar kan de keep, de putter en de goudvink op de voedertafel komen.
Het zijn meest zaad etende vogels met een korte, sterke snavel. Ze hebben een harde schedel en grote kaakspieren, die nodig zijn om de zeer harde zaden te kraken. De mannetjes verschillen meestal van de vrouwtjes in uiterlijk.
Onder de Europese vinkachtige vallen de; Vink, Keep, Groenling, Appelvink, Goudvink, Kneu, Putter, Frater, Sijs, Kleine barmsijs, Grote barmsijs, Witstuitbarmsijs, Citroensijs, Europese kanarie, Haakbek, Kruisbek, Grote kruisbek, Witbandkruisbek, Schotse kruisbek en de Roodmus.
De gewone vink en de groenling zijn kleine zangvogeltjes, die gemiddelde de grootte hebben van de huismus. Enkel de kruisbek en de appelvink zijn groter dan dit gemiddelde. Twee soorten die we trouwens niet heel vaak in onze tuin zullen aantreffen. Wij moeten het in hoofdzaak stellen met de gewone vink , de groenling. In de winter en voorjaar kan de keep, de putter en de goudvink op de voedertafel komen.
Het zijn meest zaad etende vogels met een korte, sterke snavel. Ze hebben een harde schedel en grote kaakspieren, die nodig zijn om de zeer harde zaden te kraken. De mannetjes verschillen meestal van de vrouwtjes in uiterlijk.
Onder de Europese vinkachtige vallen de; Vink, Keep, Groenling, Appelvink, Goudvink, Kneu, Putter, Frater, Sijs, Kleine barmsijs, Grote barmsijs, Witstuitbarmsijs, Citroensijs, Europese kanarie, Haakbek, Kruisbek, Grote kruisbek, Witbandkruisbek, Schotse kruisbek en de Roodmus.
zaterdag 30 maart 2024
Nijlgans met jonge kuikens in de stromende regen
Watervogels, zoals eenden en ganzen gaan gewoon door met wat ze aan het doen zijn, als het regent. Watervogels schrikken niet terug van de regen. De Nijlgans in de video lijken niet veel last te hebben van de hevige regen. Twaalf piepkleine nijlgans kuikens volgen hun ouders terwijl de regen met bakken uit de hemel komt.
Ik zat te schuilen toen de regen met bakken uit de hemel kwam. Aan de overkant van een plas liep familie Nijlgans. Ze trotseerden de elementen van de natuur. Ze hadden geen schuilplaats, waar ik wel gebruik van kon maken. Ze leken geen last te hebben van de regen. Vaak schuilen jonge kuikens onder de vleugels van hun moeder, maar daar was nu geen spraken van.
Nijlganzen broeden het hele jaar door. Ook in de winter worden jonge kuikens geboren. In het Egyptische Nijlgebied, wat de oorsprong van deze gans is, kennen ze geen winter zoals wij die kennen. Van nature broeden de Nijlganzen daar ook als het bij ons hartje winter is. Die natuurlijke gewoonte hebben ze behouden, ook als ze meerdere generaties later in veel noordelijke gebieden broeden.
Het vrouwtje bouwt een nest van rietbladeren en gras. Vrouwtje en mannetje broeden om de beurt op de eieren. De ouders zorgen samen voor de jongen tot ze zelfstandig zijn. De nijlganzen eten zaden, bladeren, gras en stengels. Zolang het niet gaan vriezen of sneeuwen, kan de ganzenfamilie zich wel redden.
Nijlganzen kunnen een bedreiging vormen voor andere vogels. Soorten die wel van nature in Nederland voorkomen kunnen in de problemen komen. Daarom is de nijlgans aangemerkt als invasieve exoot. Invasieve exoten mogen actief worden verjaagd en gedood. Hiervoor geeft de provincie een speciale opdracht.
Ik zat te schuilen toen de regen met bakken uit de hemel kwam. Aan de overkant van een plas liep familie Nijlgans. Ze trotseerden de elementen van de natuur. Ze hadden geen schuilplaats, waar ik wel gebruik van kon maken. Ze leken geen last te hebben van de regen. Vaak schuilen jonge kuikens onder de vleugels van hun moeder, maar daar was nu geen spraken van.
Nijlganzen broeden het hele jaar door. Ook in de winter worden jonge kuikens geboren. In het Egyptische Nijlgebied, wat de oorsprong van deze gans is, kennen ze geen winter zoals wij die kennen. Van nature broeden de Nijlganzen daar ook als het bij ons hartje winter is. Die natuurlijke gewoonte hebben ze behouden, ook als ze meerdere generaties later in veel noordelijke gebieden broeden.
Het vrouwtje bouwt een nest van rietbladeren en gras. Vrouwtje en mannetje broeden om de beurt op de eieren. De ouders zorgen samen voor de jongen tot ze zelfstandig zijn. De nijlganzen eten zaden, bladeren, gras en stengels. Zolang het niet gaan vriezen of sneeuwen, kan de ganzenfamilie zich wel redden.
Nijlganzen kunnen een bedreiging vormen voor andere vogels. Soorten die wel van nature in Nederland voorkomen kunnen in de problemen komen. Daarom is de nijlgans aangemerkt als invasieve exoot. Invasieve exoten mogen actief worden verjaagd en gedood. Hiervoor geeft de provincie een speciale opdracht.
Abonneren op:
Posts (Atom)