dinsdag 24 oktober 2023

De contactroep van de Kleine plevier

Begin juni filmde ik de Kleine plevier in Netersel aan de waterbergingsplas naast het Schotelven en Witvensberg. De kleine plevier is een pioniersoort. Hij vestigt zich rap op plekken die tijdelijk geschikt zijn om te broeden, zoals afgravingen, bouwplaatsen, opspuitingen, grindgaten. Wordt nog weleens een verward met bontbekplevier, maar deze heeft een oranje snavelbasis, oranje poten en géén gele oogring.


De contactroep van de Kleine plevier

De bontbekplevier is veel meer aan de kust te vinden dan de kleine plevier, die in zoetwatermilieus voorkomt. De Kleine plevier heeft een opvallend zwart-wit getekend op kop en borst. Nagenoeg geheel zwarte snavel. Lichtroze poten. Duidelijk gele oogring. Het zijn vogel van het binnenland. Pioniersoort van kale of zeer schaars begroeide grond, vaak met wat (zoet) water, maar niet noodzakelijk. Oevers van meren en plasjes, rivieren en grindgaten, recreatiegebieden, opspuitterreinen, kale duinvalleien, geplagde heide, vloeivelden, bouwplaatsen, grote parkeerterreinen, braakliggende terreinen, zelfs grinddaken. Kan als broedvogel snel verschijnen en verdwijnen. Niet in getijdengebieden of op het strand.

Ze eten vooral insecten, waaronder kevers, vliegen, mieren, haften, libellenlarven, sprinkhanen. Ook spinnen, garnalen en andere ongewervelden; kikkervisjes. Oogjager; zoekt op typische plevierenwijze naar voedsel: lopen-stoppen-pikken etc. Foerageert meestal op de grond, soms in ondiep water.

Kleine Plevieren nestelen op schaars begroeide grond, vaak in de omgeving van enig ondiep zoet water. Het broedbiotoop varieert van recente natuurontwikkeling en geplagde heide tot afgravingen, bouwterreinen en rivierstranden. Veel van zulke terreinen zijn maar korte tijd geschikt voor broeden. Daardoor kunnen verspreiding en aantallen op lokale schaal jaarlijks opmerkelijk verschillen. In de eerste helft van de twintigste eeuw was de Kleine Plevier een zeldzame broedvogel. De toename daarna is in de hand gewerkt door het beschikbaar komen van nieuw broedbiotoop in het Deltagebied, maar bijvoorbeeld ook door grote bouwprojecten. Landelijk gezien nemen de aantallen nog steeds wat toe, met flinke jaarlijkse schommelingen.

Eileg begin april tot begin juli, soms tot in augustus. Eén tot twee, soms drie broedsels per jaar (dan eerste en tweede broedsel ineengeschoven), legsel meestal 3-4 eieren, broedduur 22-28 dagen, jongen (nestvlieders) met 24-29 dagen vliegvlug; worden door beide ouders verzorgd. Het aantal broedparen in ons land bedraagt tussen de 1500 en 2000 (tellingen van 2018-2020).

Lange-afstandstrekker naar Afrika, vooral ten zuiden van de Sahara, maar ook Noord-Afrika. Breedfronttrek, trekt vooral 's nachts. Nooit in grote groepen. Trekt vermoedelijk in korte etappes, niet afhankelijk van grote getijdengebieden. Trekt weg in augustus-september, voorjaarstrek in maart en april.