De kleine bonte specht is de kleinste specht in Nederland, niet veel groter dan een huismus. Om voedsel te zoeken klimmen ze behendig op en neer tegen boomstammen. In de broedtijd, die loopt van maart tot augustus laten ze zich veel horen. Beide geslachten roffelen, al doet het mannetje dit meer. Hun roffel houdt langer aan dan de grote bonte specht maar klinkt sneller en hoger. In de rest van het jaar zijn ze zwijgzaam en lastig te vinden.
De kleine bonte specht blijft vaak hoog in de bomen en is daardoor moeilijker te zien dan andere spechten. Deze specht heeft een Zwart-wit verenkleed zonder rode buikvlek. De lichaamslengte van een volwassen vogel bedraagt 14 tot 16 centimeter en heeft een vleugelspanwijdte 25 tot 27 centimeter. Het mannetje heeft een rode kruin, aan de zijkanten gebiesd met een zwarte streep, terwijl het vrouwtje een geheel zwarte kruin heeft en is dus geheel zwart-wit gekleurd.
In het voorjaar hakken zowel het mannetje als het vrouwtje een nestholte in een dode boom of tak, vaak in zachte bomen zoals berk, populier of wilg. Soms wordt echter een oude nestholte of een natuurlijke boomholte gebruikt. De specht maakt een vlieggat met een diameter van 3 tot 3,5 centimeter, doorgaans tien tot twintig meter boven de grond. De schacht naar de nestholte verbindt de holte met het vlieggat en kan relatief lang zijn. Vaak bevindt de eigenlijke holte zich dertig centimeter of meer onder de ingang, die zelf 10 tot 18 centimeter diep is. Het uithakken van een nestholte kan twee tot vier weken duren, dit kan variƫren afhankelijk van de specifieke boomsoort en de omstandigheden.
De bodem van het nest is bedekt met houtkrullen en fijn zaagsel. Het vrouwtje legt 4 tot 6 witte eitjes, die door beide ouders worden uitgebroed. Na ongeveer twee weken komen de jongen uit, die daarna nog drie weken in het nest blijven. Beide ouders voeden de jongen met insecten. Na het uitvliegen kunnen de jongen nog enige tijd begeleid worden door de ouders. Daarna verspreiden ze zich naar de directe omgeving om hun eigen voedsel te zoeken. Tegen de tijd dat een specht ongeveer een jaar oud is, bereikt deze de geslachtsrijpheid en kunnen zich voortplanten.
De kleine bonte specht voedt zich met keverlarven, bladluizen en andere kleine ongewervelden. Hij pikt deze uit schorsspleten en dode takken. In de winter is hij minder opvallend, maar in het voorjaar is zijn trommelgeluid een goede manier om hem op te sporen. In Nederland blijft de kleine bonte specht het hele jaar in zijn broedgebied. Ze zoeken in de herfst en winter buiten het eigen territorium naar voedsel, niet zelden in het gezelschap van mezen. In de winter eet hij ook zaden en soms boomsappen.
In Nederland is de kleine bonte specht een vrij talrijke broedvogel in gebieden met voldoende bossen. Doordat bosbeheerders in bestaande bossen vaker verouderd dood hout laten liggen, komt er steeds meer geschikt leefgebied voor de kleine bonte specht. Door meer oude bomen te laten staan, blijven er meer bomen behouden waar de kleine bonte specht zijn nest in uit kan hakken.
Nederland telt ongeveer 5000 tot 6500 broedparen. Tot 1996 telde deze specht nog maar 4 broedparen. Tussen 2002 en 2018 nam het aantal toe tot ongeveer 50 broedparen.
